Definities
- De hoek van één omwenteling is 360°.
- Twee hoeken die een gemeenschappelijke straal delen, worden aangrenzende genoemd.
- Twee aangrenzende hoeken die langs een lijn liggen, worden supplementaire hoeken genoemd.
- Als twee supplementaire hoeken gelijk zijn, zijn ze rechte hoeken.
- Een hoek die kleiner is dan één rechte hoek is een scherpe hoek.
- Een hoek die groter is dan één rechte hoek en kleiner dan twee rechte hoeken is een stompe hoek.
- Een lijn die twee andere lijnen snijdt, wordt een transversaal genoemd. De hoeken zijn overeenkomstige hoeken.
- De hoeken zijn alternerende hoeken.
- De hoeken zijn verticale hoeken.
- De hoek is een buitenhoek van de driehoek.
Noot: nummer 1 is aan de lijst toegevoegd, ook al worden graden niet genoemd in de Elementen van Euclides.
GeoGebra-opgaven
Maak een lijn a door de punten A en B, en een lijn b door de punten C en D. Voer het snijpunt E en de hoek α in. Leg een punt F op de lijn b.
Opgave 1
Maak in het punt F een hoek β gelijk aan α , en wel zo dat β een alternatieve hoek wordt als er een nieuwe lijn wordt getrokken. Wat kun je zeggen over de lijn a en de nieuwe lijn?
Taak 2
Maak in het punt F een hoek β gelijk aan α , en wel zo dat β een overeenkomstige hoek wordt als er een nieuwe lijn wordt getrokken. Wat kun je zeggen over de lijn a en de nieuwe lijn?
Stellingen
Stelling 1 Verticale hoeken zijn gelijk.
Stelling 2 In een willekeurige driehoek is de som van twee binnenhoeken kleiner dan twee rechte hoeken.
Stelling 3 Als twee lijnen door een transversaal worden gesneden, en als de afwisselende hoeken gelijk zijn, dan zijn de twee lijnen evenwijdig.
Stelling 4 Als twee evenwijdige rechten door een transversaal worden gesneden, dan zijn de twee evenwijdige rechten gelijk.
Stelling 5 Als twee rechten door een transversaal worden gesneden, dan zijn de twee evenwijdige rechten gelijk, dan zijn de twee evenwijdige rechten gelijk.
Stelling 6 Als twee evenwijdige lijnen door een transversaal worden gesneden, en de overeenkomstige hoeken zijn gelijk.
Stelling 7 – De Buitenhoek Stelling Een buitenhoek van een driehoek is gelijk aan de som van de twee verafgelegen binnenhoeken.
Stelling 8 De som van de binnenhoeken van een driehoek is twee rechthoekige.
De stelling 9 Het omgekeerde van de gelijkbenige driehoeksstelling Als twee hoeken in een driehoek gelijk zijn, dan is de driehoek gelijkbenig.
Oefeningen
De stellingen die je eerst moet kennen, zijn: de congruentiegevallen SAS, SSS, ASA, en de stelling over hoeken in een gelijkbenige driehoek.
Oefening 1
Oproef stelling 1
Oefening 2
In de onderstaande demonstratie is D het midden van het lijnstuk AC en ook het midden van het lijnstuk BE. Zolang de hoekpunten van de driehoek de volgorde A, B, C tegen de wijzers van de klok in hebben, is de som van α en γ kleiner dan twee rechte hoeken. Toon aan dat γ=β. Bewijs dan Stelling 2. Je mag alleen stellingen gebruiken die al bewezen zijn.
Oefening 3
Ontdek stelling 3. Probeer een bewijs door tegenspraak te leveren, d.w.z. neem aan dat je stelling niet waar is; toon dan aan dat deze aanname tot een tegenspraak leidt. Gebruik dan Stelling 3 om Stelling 4 te bewijzen, een bewijs door tegenspraak werkt ook in dit geval.
Oefening 4
Gebruik enkele van de tot nu toe bewezen stellingen om Stelling 5 en 6 te bewijzen.
Oefening 5
Oefen Stelling 7 – De Stelling van de Buitenhoek. Gebruik het onderstaande plaatje. De lijn l is evenwijdig met AC.
Oefening 6
Ontdek stelling 8.
Oefening 7
Ontdek stelling 9! Hint: teken een hoekbissectris op een van de hoekpunten van de driehoek.