De naoorlogse Radicale Republikeinen werden gemotiveerd door drie belangrijke factoren:
- Wederopstanding – de wens van sommigen om het Zuiden te straffen voor het veroorzaken van de oorlog
- Zorgen om de vrijgemaakten – sommigen meenden dat de federale regering een rol te spelen had in de overgang van vrijgemaakten van slavernij naar vrijheid
- Politieke zorgen – de Radicalen wilden de Republikeinse Partij zowel in het Noorden als in het Zuiden aan de macht houden.
Op het politieke front wilden de Republikeinen hun oorlogsagenda handhaven, waaronder steun voor:
- Beschermende tarieven
- Pro-business nationaal banksysteem
- Liberaal landbeleid voor kolonisten
- Federale steun voor spoorwegontwikkeling
Als het Zuiden weer in handen van de Democraten zou vallen, zouden deze programma’s daaronder lijden. Deze dreiging bracht veel Republikeinen ertoe het kiesrecht voor zwarten te steunen (15e Amendement). Dankbare vrijgelatenen die Republikeins stemden, zouden helpen de status quo te handhaven. Het naoorlogse Congres drukte een aantal maatregelen door die bedoeld waren om de vrijgelatenen te helpen, maar ook om de suprematie van het Congres over de president aan te tonen. Deze maatregelen omvatten de Civil Rights Act van 1866, het 14e Amendement, de Tenure of Office Act en de Army Appropriations Act. Het hoogtepunt van dit proces vond plaats in 1867 en 1868, toen het Congres een reeks Reconstruction Acts aannam; deze maatregelen werden ten uitvoer gelegd en vormden het definitieve herstelprogramma voor het Zuiden. De radicale Republikeinen in het Congres waren echter niet tevreden totdat zij met hun grootste kwelgeest afgerekend hadden door Andrew Johnson in staat van beschuldiging te stellen.