Spice Up Your Poetry With Figurative Language

Part I

Stap 1: Leg de leerlingen uit dat poëzie net muziek is: er moet naar geluisterd worden en er moet van genoten worden.

Stap 2: Lees een van je lievelingsgedichten voor en vertel het de leerlingen.

Stap 3: Leg de leerlingen uit dat de meeste gedichten een eigen geluid, beat of ritme hebben. Dichters gebruiken veel technieken om speciale geluiden te creëren; een daarvan is onomatopee, een woord waarvan de klanken de betekenis suggereren (slither, clap, enz.). Laat de leerlingen brainstormen over voorbeelden van onomatopeeën.

Stap 4: Bespreek rijm met uw leerlingen. Wanneer twee woorden dezelfde eindklank hebben, zoals maan en lepel, zijn ze een rijmend paar. Vertel de leerlingen dat veel gedichten rijmende woorden hebben aan het eind van regels.

Stap 5: Laat de leerlingen een passage lezen uit “Life Doesn’t Frighten Me.” Maak een lijst van de rijmende woorden in de regels. Vraag de leerlingen waar ze in de regels staan? Welke zin wordt herhaald?

Stap 6: Leg de leerlingen uit dat gedichten een ritme hebben, dat wil zeggen een beat die ontstaat door een patroon van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Beklemtoonde lettergrepen worden met meer nadruk gelezen, en onbeklemtoonde lettergrepen worden met minder nadruk gelezen.

Stap 7: Lees hardop de regels voor uit “De walrus en de timmerman” van Lewis Carroll.”

Stap 8: Leg de leerlingen uit dat in sommige gedichten een ritmisch patroon steeds herhaald wordt. Dit wordt een meter genoemd. Van gedichten die geen bepaald ritme hebben, wordt gezegd dat ze in vrije verzen zijn geschreven.

Stap 9: Lees uw leerlingen een kinderrijmpje voor, zoals “Mean Old Mother Goose”, dat herhaalde zinnen en woorden bevat. Leg ze uit dat herhaling het gebruik is van klanken, woorden, zinnen, of hele regels meer dan een keer. Een dichter kan herhaling gebruiken om een idee of gevoel te benadrukken. Herhaling voegt ook een muzikale kwaliteit toe aan een gedicht.

Stap 10: Leg de leerlingen uit dat alliteratie het herhalen van medeklinkers is aan het begin van twee of meer woorden. Geef een voorbeeld van alliteratie, zoals: “Gemene oude Moeder de Gans / Loslopende leeuwen.” Wijs erop dat in de eerste regel twee woorden met een m-klank beginnen; in de tweede regel beginnen twee woorden met een i-klank.

Stap 11: Verdeel de leerlingen in groepjes van drie of vier. Laat de groepjes het gedicht “Growing Pains” van Jean Little lezen. Vraag hen voorbeelden te vinden van rijmende woorden, onomatopeeën, herhaling en alliteratie.

Stap 12: Vraag elke groep te reageren op een van de volgende onderwerpen. Moedig andere groepen aan om de discussie aan te vullen.

  • Wat zijn de gevoelens van de spreekster over het huilen in het bijzijn van andere mensen en over het feit dat ze haar moeder moet begrijpen?
  • Kan de spreekster de gevoelens die in de eerste en laatste strofe worden uitgedrukt met haar moeder bespreken? Zo ja, hoe?
  • Welke acties zou jij ondernemen in deze situatie?

Deel II

Stap 1: Schrijf het volgende op het bord: “zinderende zon,” “doordringende regen,” “suikerspin wolken.” Bespreek kort wat ze voor de leerlingen betekenen.

Stap 2: Leg uit dat beeldspraak alle woorden of zinnen omvat die een beroep doen op de vijf zintuigen van de lezer: zicht, gehoor, reuk, smaak en tastzin. Dichters gebruiken beeldspraak om de lezer een scène in te lokken, om een beeld in de geest van de lezer te scheppen, of om de lezer aan iets bekends te herinneren.

Stap 3: Leg uit dat figuurlijke taal taal is die gewone dingen op nieuwe of ongewone manieren voorstelt. Er zijn drie hoofdtypen figuurlijke taal om te bespreken:

  1. Similes
  2. Metaphors
  3. Personification

Step 4: De meeste leerlingen zullen similes al begrijpen, maar sommigen zullen moeite hebben met metaphors en personification. Hier zijn enkele richtlijnen om hen te helpen het te begrijpen:

  1. Gelijkenissen zijn vergelijkingen van dingen die iets gemeen hebben. In de vergelijking gebruikt de schrijver de woorden als of zoals. “Zijn voeten waren zo koud als ijs” is een voorbeeld van een vergelijking.
  2. Metaforen zijn, net als vergelijkingen, vergelijkingen. Herinner de leerlingen eraan dat een metafoor, echter, niet het woord als of zoals bevat. “De takken van de oude boom waren lange vingers die aan het raam krabden” is een voorbeeld van een metafoor.
  3. De bovenstaande metafoor geeft je ook de mogelijkheid om personificatie aan te raken. Deze techniek geeft menselijke eigenschappen aan een dier, voorwerp of idee. De takken worden beschreven als menselijke vingers, wat een sterk beeld schept.

Stap 5: Nodig de leerlingen nu uit om te brainstormen over een lijst van vergelijkingen die de zin aanvullen: “Vriendschap is als een(n) ____________. “

Stap 6: Laat de leerlingen vervolgens het woord “zoals” uit hun zinnen weglaten om hun vergelijkingen in metaforen te veranderen.

Deel III

Stap 1: Laat de leerlingen “It Seems I Test People” van James Berry lezen en de grafisch geordende grafiek met figuurlijke taal invullen.

Stap 2: Zet de leerlingen in groepjes van drie of vier en laat ze de tweede strofe van “It Seems I Test People” herschrijven zonder gebruik te maken van figuurlijk taalgebruik.

Stap 3: Bespreek hoe het gedicht verandert als het taalgebruik is aangepast.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.