Elk jaar publiceren psychologen een duizelingwekkende hoeveelheid onderzoek – het is onmogelijk om alles te lezen. Toch heb ik het geprobeerd en hier zijn de zes papers die ik het meest fascinerend vond.
“Estimating the Reproducibility of Psychological Science,” uit Science
Dit paper is niet echt een studie; het is het resultaat van een belangrijke beweging in het veld van de psychologie. In een poging genaamd het Reproducibility Project, hebben onderzoekers van tientallen universiteiten samengewerkt om honderd psychologiestudies te repliceren die oorspronkelijk in 2008 werden uitgevoerd. Uiteindelijk repliceerden ze tussen een derde en de helft van de studies.
Is dat resultaat slecht of goed? Het is onvermijdelijk dat studies niet altijd repliceerbaar zijn – als elke studie zou kunnen worden gerepliceerd, dan zou elke onderzoeker het de eerste keer bij het rechte eind hebben; zelfs legitieme bevindingen kunnen kwetsbaar blijken wanneer je ze probeert te herhalen. Desondanks concludeert het artikel dat er “ruimte voor verbetering” is in de psychologie, vooral als het gaat om “culturele praktijken in wetenschappelijke communicatie”. De auteurs stellen met name dat “low-power onderzoeksontwerpen in combinatie met publicatiebias ten gunste van positieve resultaten samen een literatuur opleveren met naar boven toe vertekende effectgroottes.”
Met andere woorden, het verlangen naar nieuwigheid zet onderzoekers ertoe aan om de overtuigingskracht van hun eigen werk te overschatten. Het is een fascinerende en waardevolle poging om ervoor te zorgen dat de psychologie op de best mogelijke manier vooruitgaat.
“What Works in Inpatient Traumatic Brain Injury Rehabilitation?”, uit Archives of Physical Medicine and Rehabilitation
Traumatisch hersenletsel, of T.B.I., wordt eindelijk een onderwerp van gesprek. Het is een enorm probleem: in 2010 liepen naar schatting tweeënhalf miljoen mensen in de Verenigde Staten zo’n letsel op, en tussen de 3,1 en 5,3 miljoen mensen leefden met langdurige of zelfs permanente invaliditeit als gevolg van de gevolgen. Tot voor kort werd T.B.I. nog te weinig bestudeerd. Dit nummer van Archives of Physical Medicine and Rehabilitation is geheel gewijd aan het onderwerp, waarbij het bestaande bewijs met betrekking tot de gevolgen van traumatisch hersenletsel en mogelijke toekomstige behandelingen zorgvuldig worden onderzocht.
Enkele van de bevindingen zijn verrassend: als je vrouw bent of Aziatisch, heb je minder kans om een psychotroop geneesmiddel te krijgen, ongeacht het bewijs voor de toepasbaarheid ervan. Sommige zijn ontmoedigend: het blijkt dat we echt geen goed idee hebben van wat werkt om deze verwondingen te behandelen, en een keukenrol-achtige aanpak blijft de norm. In dit stadium lijkt de beste voorspeller van het uiteindelijke resultaat de ernst van het letsel te zijn, en niet een bepaalde behandeling die u zou kunnen krijgen. Maar sommige aanwijzingen zijn veelbelovend. Revalidatietherapie, met name therapie die veeleisende fysieke of mentale activiteit vereist, lijkt patiënten te helpen hun functie te herwinnen.
“Best Friends and Better Coping: Facilitating Psychological Resilience Through Boys’ and Girls’ Closest Friendships,” uit British Journal of Psychology
Deze studie toont aan dat zelfs één enkele hechte vriendschap waardevol is om kinderen – zelfs de meest kwetsbare – te beschermen tegen meerdere psychologische risicofactoren. Het is geen nieuw idee, maar het onderzoek is een belangrijke empirische stap voorwaarts.
“Nonpharmacological Treatments of Insomnia for Long-Term Painful Conditions,” van Sleep
Cognitieve-gedragstherapie voor slapeloosheid! Zoals ik al eerder heb geschreven, is het moeilijk om de cyclus van slapeloosheid te doorbreken. Deze studie biedt bewijs voor een therapeutische mogelijkheid. Het omvat elementen van een traditionele therapeutische aanpak, waaronder “psychoeducatie, slaaphygiëne, stimuluscontrole, slaapbeperking, cognitieve therapie en ontspanning.” Sommige interventies bestonden slechts uit een serie van drie telefoongesprekken, tussen de zestig en negentig minuten lang, in de loop van zestig dagen, terwijl andere zo intensief waren als wekelijkse sessies van twee uur gedurende zeven weken. De methoden lijken in eerste instantie veelbelovend voor zowel de slaapkwaliteit als de vermoeidheid – maar alleen als ze persoonlijk worden toegepast, niet via de telefoon of het internet. Het effect is niet enorm, maar slapeloosheid is een groeiend probleem, en elke mogelijke remedie is belangrijk om op te merken.
“A Mechanistic Link Between Olfaction and Autism Spectrum Disorder,” in Current Biology
Autisme is moeilijk te bestuderen, te diagnosticeren, en vast te pinnen. Deze studie biedt een nieuwe mogelijkheid: een manier om geur te gebruiken als een meer objectieve marker van mogelijke stoornis. Het verband biedt ook inzicht in enkele van de onderliggende mechanismen van autisme.
“Fibroblast Growth Factor 9 Is a Novel Modulator of Negative Affect,” uit PNAS
Depressie is berucht om het feit dat het moeilijk is om er farmaceutisch mee om te gaan. We weten bijvoorbeeld nog steeds niet hoe S.S.R.I.’s werken, of zelfs of ze überhaupt werken. Dit artikel biedt een nog niet eerder getest doelwit voor behandeling: FGF9, een neurotrofine (een soort eiwit) dat een sleutelrol lijkt te spelen bij het reguleren van embryonale ontwikkeling en celdifferentiatie en ook belangrijk lijkt te zijn bij het reguleren van onze emotionele toestand. Bij mensen met een ernstige depressie lijkt het te zijn geupreguleerd, of in een te hoge concentratie tot expressie te komen. Bij dieren die chronische stress ondervinden van een sociale nederlaag, neemt de expressie van FGF9 in de hippocampus (het deel van onze hersenen dat betrokken is bij de geheugenvorming, wat ook nauw lijkt samen te hangen met depressie) toe, terwijl een verwante groeifactor, FGF2, die samenhangt met lagere niveaus van depressie, afneemt. Het kan natuurlijk een doodlopende weg blijken, maar het biedt tenminste nieuwe hoop in een anders zo moeilijk landschap.