Don Carlos María Isidro de Borbón | Erfgenamen van de Troon Project

Koninklijker dan de koning, katholieker dan de paus

Richard Meyer Forsting

Toen Don Carlos op 29 maart 1788 werd geboren, was zijn grootvader Karel III blij weer een mannelijk kleinkind te hebben dat de erfopvolging zou kunnen veiligstellen. Deels was dit te wijten aan de zwakke gezondheid van Carlos’ oudere broer, de toekomstige Ferdinand VII. Het was niet meer dan logisch om zich voor te bereiden. Don Carlos werd bijna van meet af aan klaargestoomd alsof hij de troonopvolger was. Na de troonsbestijging van zijn broer in 1814 werd hij officieel aangesteld als Prins van Asturië en hij zou de troonopvolger blijven tot 1830. Don Carlos zou zich gedurende zijn hele leven onderscheiden door zijn absolutistische opvatting van de monarchie, zijn diepgewortelde religiositeit en zijn extreme loyaliteit aan zijn broer. Tijdens het liberale triënnium (1820-23) beschreef de radicaal-liberale krant El Zurriago Don Carlos in zijn typische spottende stijl als “royalistischer dan de koning, katholieker dan de paus”. Religie vormde inderdaad een sleutelelement in zijn politieke denken en vormde de basis voor al zijn handelingen in de politieke, openbare en privé-sfeer. Zijn relatie met de katholieke kerk, een van de machtigste instellingen in het negentiende-eeuwse Spanje, was niet lineair, maar zijn religieuze gevoelens waren van doorslaggevend belang in zijn besluitvorming.

Carlos V Borbon (1788-1855) door Vicente López Portaña.

De wortels van deze vroomheid liggen in de opvoeding als kind. Zijn ouders, Karel IV en Louisa Maria van Parma, omringden hun kinderen met kerkelijke onderwijzers en brachten hen stevig in de religieuze sfeer. Onder de onderwijzers van de Infantes bevonden zich enkele van de meest vooraanstaande godsdienstgeleerden van Spanje, zoals Felipe Scio de San Miguel (1738-1796) en Fernando de San Antonio Scio (1756-1806); beiden hadden al voordat zij hun paleisambt aanvaardden veel ervaring opgedaan met opvoeden. Religie was niet het enige onderwerp op het leerplan van de jonge prinsen. Don Carlos werd onderwezen in militaire geschiedenis door de beroemde instructeur en brigadier Don Vicente Maturana en kreeg les in kunst van de hofschilder Antonio Carnicero. Het leerplan werd aangevuld met lessen in moderne en klassieke talen, rijkunst, dans en hofetiquette.

Juan Arzaduns beschrijving van de prinselijke opvoeding als een “regime van het seminarie” is beïnvloed door het negatieve beeld dat postuum van Ferdinand VII en zijn broer werd geschetst. Het lijdt echter geen twijfel dat de geestelijke opvoeding van de vorsten bijzondere aandacht kreeg. Het katholicisme werd nog steeds gezien als het meest solide fundament dat de eenheid van Spanje en zijn monarchie in stand hield. De historische gebeurtenissen die Spanje hadden gevormd, zoals de Reconquista, de vereniging van Aragon en Castilië en de ontdekking van Amerika, konden nauwelijks worden begrepen zonder een verwijzing naar de godsdienst en de katholieke kerk. Don Carlos nam de katholieke dogma’s gemakkelijk in zich op door middel van populaire en historische catechisaties, zoals die van Abbé Claude Fleury (1640-1723). Zijn leermeesters brachten hem het idee bij dat goed bestuur uitsluitend gebaseerd was op de toepassing van katholieke beginselen. Hoewel Ferdinand VII een soortgelijke opvoeding had genoten, gaf hij niet blijk van dezelfde godsdienstige vurigheid als zijn broer. Vroeg negentiende-eeuwse schetsen van Don Carlos’ leven staan vol met toeschrijvingen van een diepe moraal, evangelische naastenliefde en christelijke rechtschapenheid. Ze beschrijven hem als een echte deugdzame man. Toen Don Carlos elf jaar oud was, bestond zijn dagelijkse routine uit de mis, het bidden van de rozenkrans en de biecht. Deze diepgewortelde religiositeit wordt weerspiegeld in zijn persoonlijke bibliotheek. Antonio Manuel Moral Roncal, die stelt dat bibliotheken de ideologische vooringenomenheid van hun eigenaars weerspiegelen, heeft aangetoond dat religieuze werken de boekenverzameling van Don Carlos domineerden. Ondanks een vergelijkbare opvoeding toont de bibliotheek van Ferdinand meer belangstelling voor geschiedenis en geografie. Het godsdienstonderwijs schijnt op Don Carlos een veel diepere invloed te hebben gehad dan op zijn broer.

Don Carlos als kind, geschilderd door Goya.

Niettemin waren de twee broers hecht en deelden zij onder meer hun afkeer van de hoflieveling van hun ouders, Manuel Godoy. De twee prinsen waren van jongs af aan zeer hecht en bleven dat gedurende het grootste deel van hun leven. Goya’s familieportret is soms geïnterpreteerd als een voorbode van het broederconflict dat uitbrak in de laatste drie jaar van Ferdinands bewind. Kijkend naar het portret is het moeilijk om deze voortekenen te vinden zonder het voordeel van een terugblik toe te passen. In plaats daarvan was Don Carlos, in overeenstemming met zijn religieuze principes, een intense en onwankelbare loyaliteit aan het ontwikkelen jegens zijn oudere broer, die voor hem door God was gezalfd om koning te worden.

In het begin van de negentiende eeuw was de familie-idylle ernstig verstoord door de rivaliteit aan het hof, die Ferdinand tegenover zijn ouders en Godoy plaatste. Het is niet helemaal duidelijk welk standpunt Don Carlos innam in deze onenigheid, maar men neemt aan dat hij de kant van zijn oudere broer koos. Het geschil over de kroon werd echter uiteindelijk van buiten Spanje beslecht. Napoleon Bonaparte benoemde zijn broer Jozef tot nieuwe koning van Spanje en verbande de Bourbons in ballingschap in Frankrijk. Onder het strenge toezicht van Talleyrand in zijn kasteel te Valencay, werd de religieuze toewijding van Don Carlos verder geïntensiveerd; het katholieke geloof hielp hem om te gaan met gevoelens van ontheemding en de schande van ballingschap. Hij vulde zijn privé-bibliotheek in Valencay opnieuw met catechismussen, hagiografieën van heiligen en andere religieuze traktaten.

De familie van Karel IV zoals geschilderd door Goya. Helemaal links staat Don Carlos, rechts van hem en voor hem staat Ferdinand.

Don Carlos keerde pas zes jaar later terug naar Spanje aan de zijde van zijn broer, die nu koning van Spanje was na de troonsafstand van zijn vader. De terugkeer van de koning maakte een einde aan de liberale hoop op hervormingen, zoals uitgedrukt in de grondwet van Cadiz van 1812. In plaats daarvan streefde Ferdinand VII met volle kracht naar het herstel van de absolutistische monarchie en haar tradities. De theocratische ideologie van Don Carlos bracht hem ertoe zijn broer volledig te steunen, in het bijzonder bij het terugschroeven van maatregelen die de macht van de Kerk inperkten. Terwijl Karel IV het voorbeeld van zijn vader, Karel III, had gevolgd en weinig verantwoordelijkheid aan zijn naaste familie had gedelegeerd, stond Ferdinand VII Don Carlos toe zich intensief met de politiek te bemoeien. Hoewel een belangrijke factor zeker was dat Ferdinand geen erfgenaam had voortgebracht, mag men de band van genegenheid en wederzijds vertrouwen die tussen de twee bestond, niet onderschatten. Zo had Don Carlos een zetel in de Raad van State en zat hij deze zelfs voor als zijn broer afwezig was. Hij had ook de leiding over de Junta por la Reconquista de las Americas, die tot taak had de onderwerping van Spanje’s opstandige overzeese gebiedsdelen te organiseren. De term Reconquista werd van oudsher in verband gebracht met de verdrijving van de Moren uit Spanje in de Middeleeuwen, waardoor de overheersing van het christendom op het schiereiland was gewaarborgd. Het inroepen van de Reconquista is niet alleen een bewijs van het historische belang dat de Kroon hechtte aan de Amerikaanse gebieden, maar ook van de religieuze betekenis van het koloniale project. Don Carlos lijkt sterk te hebben geloofd in de heilige plicht van Spanje om over het katholieke geloof in de Amerika’s te heersen en het te handhaven. Later, toen een groot deel van het overzeese rijk onherroepelijk verloren leek, hechtte Don Carlos bijzonder belang aan de campagnes tegen de Berberse zeeroverij. Voor Don Carlos was het een natuurlijke voortzetting van de principes die ten grondslag lagen aan de verdrijving van de Moren tijdens de Reconquista om te voorkomen dat moslims Spaanse mannen en goederen buit maakten.

Ferdinand VII geschilderd door Goya.

Het vertrouwen dat Ferdinand in Don Carlos stelde, werd beloond door diens volledige toewijding aan zijn officiële verantwoordelijkheden en aan de vorst persoonlijk. Als Prins van Asturië woonde Don Carlos in het koninklijk paleis te Madrid en bracht hij bijna dagelijks verslag uit aan de koning. Wanneer Ferdinand afwezig was, hield Don Carlos zijn broer op de hoogte door hem gedetailleerde brieven te schrijven met verslagen en suggesties. Tijdens het liberale triënnium werd de loyaliteit van Don Carlos op de proef gesteld. Ondanks zijn afkeer van de liberale hervormingen en de anti-religieuze retoriek van de regering, zijn er geen aanwijzingen dat hij zijn loyaliteit aan zijn broer liet varen. Volgens sommige kranten uit die tijd zou hij ruimschoots de gelegenheid hebben gehad om zijn eigen ambities te bevorderen; al in mei 1821 werd melding gemaakt van de eerste “vivas” voor Karel V. Het radicale El Zurriago drong er zelfs bij Ferdinand op aan zich te ontdoen van de invloed van zijn broer, terwijl de ultra-katholieke en royalistische opinie naar Don Carlos keek voor het geval Ferdinands regeringen een koers van liberale hervormingen zouden blijven varen. Zoals Antonio Pirala het formuleerde “Don Carlos werd door zijn aanhangers gezien als een van de meest complete vorsten van het christendom”. Hoewel dit betekende dat er intriges werden uitgebroed tegen Ferdinand ter ondersteuning van de troonsbestijging van zijn broer, wijzen bewijzen en het karakter van Don Carlos er evenzeer op dat hij deze bewegingen nooit heeft goedgekeurd. Nadat de absolute monarchie was hersteld, ging Ferdinand door met het belonen van de loyaliteit van zijn broer. Don Carlos had opnieuw een drukke agenda, met ontmoetingen met ministers, ambassadeurs en generaals, die aldus zijn invloed aan het hof erkenden. De toekenning van de onderscheidingen van Infantes van Spanje aan de zonen van Don Carlos, gewoonlijk voorbehouden aan de zonen van de koning, zijn een ander bewijs van de nauwe band tussen de koning en de familie van zijn broer. Toen in 1829 de Hoge Raad van de cavalerie, die vergelijkbaar was met de Krijgsraad, opnieuw werd opgericht, werd Don Carlos aan het hoofd daarvan geplaatst. Het dagelijks contact met het militaire establishment dat daaruit voortvloeide, stelde hem in staat een sterke band te smeden met het opperbevel en bevorderde zijn prestige bij de strijdkrachten. Dit zou een belangrijke factor zijn bij het aantrekken van vooraanstaande generaals voor zijn zaak na de dood van zijn broer.

Verdediging van de Heilige Rechten D. Carlos V. de Bourbon door een Spaanse edelman, 1836.

Het gebied dat Don Carlos tijdens zijn periode als erfgenaam het meest aan het hart ging, bleef altijd de Kerk. Zodra hij naar Spanje terugkeerde, gaf Don Carlos publiekelijk blijk van zijn vrome toewijding en traditionele religiositeit. Zoals reeds eerder gezegd werden zijn sterke overtuigingen versterkt door de ervaring van zijn ballingschap; zijn religieuze toewijding zou tijdens zijn periode als troonopvolger nog meer op de voorgrond treden. Voor hem was het katholieke geloof niet alleen een systeem van morele waarden dat moest worden gevolgd, maar ook een ideologisch instrument in de strijd tegen de opmars van revolutie en liberalisme. Zijn conservatieve katholicisme beïnvloedde zijn opvattingen over de aard van de monarchie – hij was altijd een overtuigd aanhanger van het goddelijke recht en de voorzienigheid van het koningschap. Een grondwet die het optreden van de monarchie aan banden legde, was voor hem dan ook volstrekt antithetisch. Bovendien was Don Carlos ervan overtuigd dat het lot van de monarchie en dat van de katholieke kerk nauw met elkaar verbonden waren. De twee instellingen moesten elkaar helpen en steunen tegen de dreigende aanvallen van het liberale en atheïstische gedachtegoed. Deze opvatting over de betrekkingen tussen de staat en de kerk ging terug tot de tijd van Felipe II; zijn vader en grootvaders hadden juist getracht de invloed van de kerk in openbare aangelegenheden te beperken. Don Carlos was een fervent voorstander van het kerkelijk beleid van de restauratie van 1814, waarbij de antiklerikale wetgeving werd afgeschaft, eerder onteigende kerkelijke eigendommen werden teruggegeven en de inquisitie opnieuw werd ingesteld. Terwijl andere gebieden, zoals het leger en de economie, geen volledige terugkeer naar de status quo ante kenden, herstelde het regime de Kerk bijna volledig in haar oude aanzien; een ontwikkeling waar Don Carlos niet gelukkiger mee had kunnen zijn. Na het liberale triënnium was hij echter pragmatisch genoeg om te beseffen dat nog een volledig herstel van de privileges van de Kerk niet mogelijk was vanwege de huidige financiële toestand van Spanje en de impopulariteit van de inquisitie. Gedurende zijn hele periode als erfgenaam onderhield Don Carlos een bijzonder nauwe band met de jezuïetenorde. Dankzij een brief waarin hij zijn broer om toestemming vroeg voor zijn aanwezigheid, weten we dat hij in 1816 deelnam aan de opening van een jezuïetencollege in Madrid. Later was hij betrokken bij de heroprichting van de orde van San Ignacio en de bouw van een nieuw jezuïeten seminarie. Hij bezocht vaak seminaries, was voorzitter van examens in jezuïetencolleges en woonde missen en religieuze vieringen bij, waarbij hij zijn oudere broer aanspoorde hetzelfde te doen op zijn reizen. Zijn affiniteit met de Jezuïeten ging zo ver dat een provinciale priester voorstelde hem de titel Protector de la orden de Jesús toe te kennen. De Jezuïeten waren erop gebrand deze band met de koninklijke familie te koesteren vanwege de tegenwerking die zij vaak ondervonden van andere kerkelijke en wereldlijke autoriteiten. Alonso Tejada heeft betoogd dat zij hun hoop en ambities vooral vestigden op Don Carlos, die bijna zeker leek te zijn van troonsopvolging vóór de geboorte van Isabel II in 1830 (Ferdinand was in zijn vorige drie huwelijken kinderloos gebleven). Zijn nabijheid tot de orde blijkt ook uit zijn keuze van Mariano Puyol, een pater Jezuïet, als leraar voor zijn twee oudste zonen. De onderwijzer die hem verving en de persoonlijke biechtvader van Don Carlos en zijn vrouw waren eveneens Jezuïeten.

Zijn toewijding aan het katholicisme was niet louter schone schijn, zoals blijkt uit zijn privé-gedrag. Naar verluidt moest Ferdinand er bij zijn broer op aandringen het celibataire leven dat hij zich had voorgenomen op te geven en met Maria van Portugal te trouwen. Eenmaal getrouwd presenteerde hij zich echter onafscheidelijk van zijn vrouw. Hij was zeker geen rokkenjager en hield er geen minnaressen op na, in tegenstelling tot zijn broer en vele vroegere en toekomstige Spaanse koningen. Don Carlos nam de heilige verbintenis van het katholieke huwelijk zeer ernstig. Bovendien maakte hij er zijn persoonlijke missie van om zijn invloed op zijn broer zo goed mogelijk aan te wenden om te zorgen voor een harmonieuze relatie tussen monarchie en kerk. In zijn privé-correspondentie spoorde hij zijn broer aan religieuze plechtigheden bij te wonen, kloosters en conventen te bezoeken en te bidden voor belangrijke relikwieën. Hoewel sommige voorstellen weinig kans van slagen hadden, gebruikte Carlos zijn invloed om de Kerk te verdedigen: Hij steunde de scheiding van de eed van priesters aan de paus en die aan de koning, ondanks het verzet van zijn broer en zijn raadgevers tegen deze maatregel. Het voorstel mislukte uiteindelijk omdat er sterke krachten waren die ertegen pleitten. Don Carlos vermeed zorgvuldig een frontale confrontatie over dergelijke kwesties; was hij voorzichtig genoeg om te weten dat een conflict met zijn broer en diens adviseurs zijn positie zou aantasten en dus zijn vermogen om de kerkelijke belangen aan het hof te verdedigen. Bovendien gebruikte hij de particuliere huurgelden van zijn familie voor de bouw van een discrete kerk en klooster in Orihuela (Alicante), bedoeld om een toevluchtsoord te bieden aan religieuze vrouwen die door de Napoleontische oorlogen en revolutionaire onteigeningen ontheemd waren geraakt.

Schets van Don Carlos aan het hoofd van zijn troepen tijdens de Carlistenoorlog door een onbekende kunstenaar.

De publicatie van de Pragmatische Sanctie van 1830 schafte de Salische wet af en maakte het mogelijk dat Ferdinands dochter Isabella uiteindelijk de troon zou opvolgen en Don Carlos als troonopvolger zou vervangen. Dit betekende het einde van de grotendeels harmonieuze relatie tussen Ferdinand en zijn broer. Hoewel Don Carlos niet actief tegen zijn broer intrigeerde, verdedigden aanhangers van zijn zaak, met name de geestelijkheid, zijn rechten tegen die van Isabel. Don Carlos ondernam geen onmiddellijke actie, maar werd weggestuurd van het hof en later in Portugese ballingschap. Na de dood van zijn broer in 1833 riep Don Carlos zichzelf uit tot Karel V, waarmee hij de aanzet gaf tot wat de Carlistenoorlog zou worden. Zijn tegenstanders interpreteerden dit als een uiting van persoonlijke ambitie en fundamenteel verzet tegen hervormingen. Antonio Manuel Moral Roncal heeft echter betoogd dat het in feite de religieuze overtuigingen van Don Carlos waren die zijn opstand tegen Isabel en haar aanhangers motiveerden. Don Carlos baseerde zijn aanspraak op de troon op de overtuiging dat het recht om te regeren hem door God was gegeven en dus niet kon worden herroepen door de Cortes en de raadgevers van de koning. Zodra deze kwesties verstrikt raakten in het politieke conflict tussen liberale hervormers en conservatieve royalisten veroorzaakten zij de perfecte storm die leidde tot de daaropvolgende bloedige en destructieve burgeroorlog van zeven jaar. Tijdens dit conflict trachtte Don Carlos de band tussen zijn zaak en die van de katholieke kerk te benadrukken. Hij riep de Dios de las batallas aan in zijn militaire proclamaties en verklaarde de Virgen de los Dolores tot Generalísima van zijn legers. Hoewel hij de inquisitie niet opnieuw instelde in de gebieden die hij controleerde, streefde hij wel naar de door hem zo gewenste nauwere band tussen Kerk en Staat.

Don Carlos’ respect voor de Kerk werd er nooit minder om en speelde uiteindelijk zelfs een beslissende rol in zijn besluit om af te treden. Hij was niet bereid zijn recht op de troon op te geven nadat hij militair was verslagen en bleef geloven dat de kroon van Spanje zijn goddelijk recht was. Hij bleef echter het advies van de paus inwinnen en pas toen Gregorius XVI hem aanraadde afstand te doen van zijn aanspraken, deed hij in mei 1845 afstand van de troon ten gunste van zijn zoon.

Geadviseerde lectuur:

Moral Roncal, Antonio Manuel, ‘La Impronta Religiosa En La Vida Del Infante Don Carlos María Isidro de Borbón’, Hispania sacra, 53 (2001), 111-32

Moral Roncal, Antonio Manuel, Carlos V de Borbón, 1788-1855 (Madrid: Actas Editorial, 1999)

Seco Serrano, Carlos, ‘Don Carlos Y El Carlismo’, Revista de la Universidad de Madrid, 4 (1955)

Wilhelmsen, Alexandra, “The Political Thought of the Pretender Don Carlos”, in VV. AA., The Consortium on Revolutionary Europe 1750-1850, Athens, 1985

Extensive reading list on Cervantes Virtual: http://www.cervantesvirtual.com/bib/portal/reyes_y_reinas/include/pertenecias_carlistasb862.html?pagina=carlistas3.jsp

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.