“Sir Henry Hudson die de baai van New York binnenvaart, 11 september 1609, met op de voorgrond een Indiaanse familie die op de oever toekijkt.” Reproductie van een schilderij van Edward Moran (1829-1901). De Nederlandse Oost-Indische Compagnie had de Engelse zeeman ingehuurd om een noordoostelijke doorvaart naar India te vinden. Omdat dat in de wateren rond Noorwegen niet lukte, voer hij naar het westen. Bibliotheek van het Congres.
Een beroemd verhaal uit de Amerikaanse geschiedenis gaat over de verkoop van Manhattan. Volgens deze legende werd het eiland Manhattan door Indianen verkocht in ruil voor snuisterijen en kralen. Als het waar zou zijn, zou het een van de grootste vastgoeddeals uit de geschiedenis zijn. Tot op heden is er geen akte van overdracht, eigendomstitel of verkoopakte opgedoken die als bewijs kan dienen voor deze aankoop door de Nederlanders van de Indianen. Is deze transactie wel legaal?
In het Rijksarchief in Den Haag, Nederland, bevindt zich een brief over de verkoop van de Manhattes (Manhattan), geschreven door de Nederlandse koopman Pieter Schagen, gedateerd 5 november 1626. (Een kopie van de brief en de vertaling ervan in het Nederlands en het Engels zijn hier te vinden). In deze brief schrijft Schagen: “Zij hebben het eiland Manhattes van de wilden gekocht voor de waarde van 60 gulden.” Schagen’s brief verifieert noch de datum van verkoop, noch wie namens welke stam Indianen Manhattan heeft verkocht. Bovendien zijn historici en geleerden het er niet over eens welke stam daadwerkelijk voor Manhattan betaald heeft gekregen. Tot de historische verwijzingen naar de verkoop van Manhattan behoren de Lenape, Manahatin, Canarsie, Shinnecock, en Munsee Indianen. De Manahatin, Lenape, en Munsee Indianen waren volgens hun respectieve geschiedenissen allen inheems in Lower Manhattan.
In de brief ontbreken de vermeldingen van snuisterijen en kralen. Ook ontbreekt de naam van de persoon die de aankoop daadwerkelijk heeft gedaan. Veel stukken van deze historische veronderstelling ontbreken. Is de brief van Schagen, zonder koopakte, voldoende wettelijk bewijs om de overdracht van Manhattan van de oorspronkelijke bewoners aan de Nederlanders vast te stellen?
In een rekening uit 1626 staat dat Peter Minuit, benoemd tot directeur-generaal van Nieuw-Nederland door de Geoctroyeerde Westindische Compagnie, Manhattan kocht van de Lenape, of Delaware Indianen, voor handelsgoederen ter waarde van 24 dollar. Volgens andere verslagen sloot Minuit de deal met de Canarsie, die eigenlijk op Long Island gevestigd waren, maar geschenken aannamen in ruil voor land dat niet van hen was. De Canarsie zouden de geschenken hebben aangenomen en hun reis naar huis hebben voortgezet. In een ander verslag wordt beweerd dat het de Munsee-indianen waren die de geschenken ontvingen en Manhattan opeisten als hun voorouderlijk thuisland.
In 1613 vestigden de Nederlanders een buitenpost voor de bonthandel in wat nu Lower Manhattan is. In 1625 werd begonnen met de bouw van Fort Amsterdam, ook in het zuiden van Manhattan. Ironisch genoeg staat op de plaats van Fort Amsterdam nu het oude U.S. Custom House-gebouw, waarin het George Gustav Heye Center van het NMAI is ondergebracht. Later dook een akte voor Manhattan op, ondertekend in Fort Amsterdam op 14 juli 1649. De Nederlanders hadden Manhattan echter al sinds 1613, een periode van 36 jaar, formeel bezet. In de akte van 1649 verklaarde Petrus Stuyvesant, directeur-generaal van Nieuw-Nederland, drie Indianen – Megtegichkama, Oteyochque, en Wegtakockken – tot “de rechtmatige eigenaars van het land”. Deze drie indianen zetten hun stempel op deze overeenkomst. Deze akte roept de vraag op: als Manhattan al in 1626 namens de Verenigde Oost-Indische Compagnie was verkocht aan Peter Minuit, zou Minuit dan niet de eigenaar zijn? Of waren de Indianen op de een of andere manier nog steeds eigenaar?
Johannes Vingboons (?), Manatus gelegen op de Noot Rivier, 1639. De vroegst bekende Europese kaart van Manhattan. Uit de beschrijving door de Library of Congress: “Deze kaart, mogelijk gemaakt om Nederlandse vestiging aan te moedigen, toont plantages en kleine boerderijen. Deze wijdverspreide nederzettingen zijn in de rechter benedenhoek met een nummer verbonden met een lijst van landbezetters. De lijst met verwijzingen omvat een korenmolen, twee houtzagerijen en ‘Kwartieren van de zwarten, de slaven van de compagnie’. Ook zijn enkele wegen aangegeven met stippellijnen en vier Indiaanse dorpen in wat nu Brooklyn is. Library of Congress.
De complicatie bij deze legende is het ideologische verschil tussen twee contrasterende culturen met betrekking tot de verkoop van land. Voor de Amerikaanse Indianen van deze periode was het een gepast protocol om geschenken uit te wisselen voor een veilige doortocht door hun land of voor tijdelijke bewoning door bezoekers. Vreemd aan het denken van de Indianen was de verkoop van land door middel van schriftelijke documentatie, of de verkoop van land en andere natuurlijke hulpbronnen voor eeuwig. In tegenstelling hiermee was een geschreven eigendomstitel het belangrijkste voor landbezit in het Europese denken. Zodra het eigendomsrecht was vastgesteld, bouwden de landeigenaren hekken, muren en andere barrières om het betreden van het land door anderen te verhinderen. Waren de voorwaarden van de contractuele verkoop van land in die tijd voor beide culturen duidelijk?
Een andere overweging die moet worden onderzocht is dat er in die periode meer dan één stam op Manhattan Island woonde. Als de grondtransactie in Manhattan door één stam werd gedaan, omvatte deze verkoop dan ook het land van een andere stam? Het Reckgawanc-volk, wiens grondgebied zich in de bovenste helft van Manhattan bevond, ontkent de verkoop van hun thuisland door middel van de Lower Manhattan-transactie. Is dit een legitieme claim?
Het woord Manhattan stamt af van de Lenape omschrijving manna-hata, wat “heuvelachtig eiland” betekent. Zonder schriftelijk bewijs van de verkoop, zou dit standhouden in een rechtbank, of is het Amerika’s eerste urban legend?