Naproxen Tabletten BP 250mg

Bij alle patiënten:

Bijwerkingen kunnen tot een minimum worden beperkt door de laagste effectieve dosis te gebruiken gedurende de kortste periode die nodig is om de symptomen onder controle te houden (zie rubriek 4.2, en GI- en cardiovasculaire risico’s hieronder). Patiënten die langdurig met NSAID’s worden behandeld, moeten regelmatig onder medisch toezicht staan om te controleren op bijwerkingen.

Ouderen:

Ouderen en/of verzwakte patiënten hebben een verhoogde frequentie van bijwerkingen van NSAID’s, vooral gastro-intestinale bloedingen en perforatie die fataal kunnen zijn (zie rubriek 4.2 – Dosering en toediening). Langdurig gebruik van NSAID’s bij deze patiënten wordt niet aanbevolen. Wanneer langdurige therapie nodig is, moeten patiënten regelmatig worden gecontroleerd.

De koortswerende en ontstekingsremmende werking van Naproxen kan koorts en ontsteking verminderen, waardoor hun nut als diagnostische tekenen afneemt.

Respiratoire aandoeningen:

Voorzichtigheid is geboden indien toegediend aan patiënten die lijden aan, of met een voorgeschiedenis van, bronchiale astma of allergische aandoeningen, aangezien gemeld is dat NSAID’s bronchospasmen bij dergelijke patiënten kunnen precipiteren.

Nierinsufficiëntie gekoppeld aan verminderde prostaglandineproductie:

De toediening van een NSAID kan een dosisafhankelijke vermindering van de prostaglandinevorming veroorzaken en nierinsufficiëntie precipiteren. Patiënten die het grootste risico lopen op deze reactie zijn patiënten met een verminderde nierfunctie, hartfunctiestoornissen, leverfunctiestoornissen, personen die diuretica, angiotensineconverterende enzymremmers, angiotensine II-receptorantagonisten innemen en ouderen. Ook bij deze patiënten dient de nierfunctie te worden gecontroleerd (Zie ook rubriek 4.3 – Contra-indicaties)

Gebruik bij patiënten met een verminderde nierfunctie:

Omdat naproxen voor een groot deel (95%) wordt geëlimineerd door uitscheiding via de urine via glomerulaire filtratie, moet het met grote voorzichtigheid worden gebruikt bij patiënten met een aanzienlijk verminderde nierfunctie en wordt bij deze patiënten controle van serumcreatinine en/of creatinineklaring geadviseerd. Naproxen is gecontra-indiceerd bij patiënten met een baseline creatinineklaring van minder dan 30 ml/minuut. Bij bepaalde patiënten, met name bij patiënten bij wie de doorbloeding van de nieren is gecompromitteerd, zoals bij extracellulaire volumedepletie, levercirrose, natriumbeperking, congestief hartfalen en preëxistente nierziekte, moet de nierfunctie voor en tijdens de behandeling met naproxen worden beoordeeld. Sommige oudere patiënten, bij wie een verminderde nierfunctie kan worden verwacht, alsmede patiënten die diuretica gebruiken, kunnen ook in deze categorie vallen. Een verlaging van de dagelijkse dosering dient te worden overwogen om de mogelijkheid van overmatige accumulatie van naproxen-metabolieten bij de patiënten te voorkomen.

Haemodialyse verlaagt de plasmaconcentratie van naproxen niet vanwege de hoge mate van eiwitbinding.

Renale effecten:

Er zijn meldingen geweest van verminderde nierfunctie, nierfalen, acute interstitiële nefritis, hematurie, proteïnurie, nierpapillaire necrose en soms nefrotisch syndroom in verband gebracht met naproxen.

Gebruik bij patiënten met een verminderde leverfunctie:

Chronische alcoholische leverziekte en waarschijnlijk andere vormen van cirrose verlagen de totale plasmaconcentratie van naproxen, maar de plasmaconcentratie van ongebonden naproxen is verhoogd. De implicatie van deze bevinding voor de dosering van naproxen is onbekend, maar het is verstandig de laagste effectieve dosis te gebruiken.

Zoals bij andere niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen kunnen verhogingen van een of meer leverfunctietesten optreden. Leverafwijkingen kunnen eerder het gevolg zijn van overgevoeligheid dan van directe toxiciteit. Ernstige leverreacties, waaronder geelzucht en hepatitis (sommige gevallen van hepatitis zijn fataal geweest) zijn gemeld met dit geneesmiddel, net als met andere niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen. Er is kruisreactiviteit gemeld.

Gebruik bij patiënten met cardiovasculaire stoornissen:

Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een voorgeschiedenis van hypertensie en/of hartfalen, aangezien vochtretentie en oedeem zijn gemeld in associatie met NSAID-therapie.

Hoewel natriumretentie niet is gerapporteerd in metabole studies, is het mogelijk dat patiënten met twijfelachtige of gecompromitteerde hartfunctie een groter risico lopen bij het gebruik van Naproxen.

Gastro-intestinale bloedingen, ulceratie en perforatie:

Gastro-intestinale bloedingen, ulceratie of perforatie, die fataal kunnen zijn, zijn gemeld met alle NSAID’s op enig moment tijdens de behandeling, met of zonder waarschuwingssymptomen of een eerdere voorgeschiedenis van ernstige GI-gebeurtenissen.

Het risico van maag-darmbloeding, ulceratie of perforatie is hoger bij toenemende NSAID doses, bij patiënten met een voorgeschiedenis van een maagzweer, vooral indien gecompliceerd met een bloeding of perforatie (zie rubriek 4.3), en bij ouderen. Deze patiënten dienen de behandeling met de laagste beschikbare dosis te beginnen. Combinatietherapie met beschermende middelen (bijv. misoprostol of protonpompremmers) dient te worden overwogen voor deze patiënten, en ook voor patiënten die gelijktijdig een lage dosis aspirine nodig hebben, of andere geneesmiddelen die het gastro-intestinale risico kunnen verhogen (zie rubriek 4.5).

Naproxen blijkt goed te worden verdragen door patiënten die dyspepsie vertonen met andere soortgelijke middelen. Niettemin zijn episoden van gastro-intestinale bloedingen gemeld bij patiënten met naproxentherapie.

Patiënten met een voorgeschiedenis van GI-toxiciteit, vooral wanneer zij ouder zijn, dienen alle ongebruikelijke buikklachten (vooral GI-bloedingen) te melden, vooral in de eerste fasen van de behandeling.

Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die gelijktijdig geneesmiddelen krijgen die het risico van gastrotoxiciteit of bloedingen kunnen verhogen, zoals corticosteroïden, of anticoagulantia zoals warfarine, selectieve serotonineheropnameremmers of anti-plaatjesmiddelen zoals aspirine (zie rubriek 4.5 – Interacties).

De patiënt moet worden geadviseerd om bij gelijktijdige toediening van geneesmiddelen, die het risico van gastrotoxiciteit of bloedingen kunnen verhogen, voorzichtigheid te betrachten.5 – Interacties).

Wanneer gastro-intestinale bloedingen of ulceratie optreden bij patiënten die naproxen krijgen, moet de behandeling worden gestaakt

Naproxen moet onder nauw toezicht worden gegeven aan patiënten met een voorgeschiedenis van gastro-intestinale aandoeningen (colitis ulcerosa, ziekte van Crohn), omdat deze aandoeningen kunnen worden verergerd (Zie rubriek 4.8 – Ongewenste effecten).

SLE en gemengde bindweefselaandoeningen:

Bij patiënten met systemische lupus erythematosus (SLE) en gemengde bindweefselaandoeningen kan er een verhoogd risico zijn op aseptische meningitis (Zie rubriek 4.8 – Ongewenste effecten).

Cardiovasculaire en cerebrovasculaire effecten

Adequate controle en advies zijn vereist voor patiënten met een voorgeschiedenis van hypertensie en/of licht tot matig congestief hartfalen, aangezien vochtretentie en oedeem zijn gemeld in associatie met NSAID-therapie.

Klinische proefnemingen en epidemiologische gegevens wijzen erop dat het gebruik van coxibs en sommige NSAIDs (met name bij hoge doses en bij langdurige behandeling) in verband kan worden gebracht met een gering verhoogd risico op arteriële trombotische voorvallen (bijvoorbeeld myocardinfarct of beroerte). Hoewel gegevens suggereren dat het gebruik van naproxen (1000 mg per dag) geassocieerd kan zijn met een lager risico, kan enig risico niet worden uitgesloten.

Patiënten met ongecontroleerde hypertensie, congestief hartfalen, vastgestelde ischemische hartziekte, perifeer vaatlijden, en/of cerebrovasculaire ziekte dienen alleen na zorgvuldige overweging met naproxen te worden behandeld. Vergelijkbare overwegingen dienen te worden gemaakt alvorens te beginnen met de behandeling op langere termijn van patiënten met risicofactoren voor cardiovasculaire voorvallen (bijv. hypertensie, hyperlipidemie, diabetes mellitus en roken).

Haematologisch

Patiënten die stollingsstoornissen hebben of een geneesmiddelentherapie krijgen die de hemostase verstoort, dienen zorgvuldig te worden geobserveerd indien naproxen-bevattende producten worden toegediend.

Patiënten met een hoog risico op bloedingen of patiënten die volledige antistollingstherapieën (bijv. dicoumarolderivaten) krijgen, kunnen een verhoogd risico op bloedingen hebben als gelijktijdig naproxen-bevattende producten worden toegediend.

Naproxen vermindert de agressie van de bloedplaatjes en verlengt de bloedingstijd. Dit effect moet in gedachten worden gehouden bij het bepalen van de bloedingstijd.

Anafylactische (anafylactoïde) reacties

Hypergevoeligheidsreacties kunnen optreden bij daarvoor vatbare personen. Anafylactische (anafylactoïde) reacties kunnen zowel optreden bij patiënten met als zonder een voorgeschiedenis van overgevoeligheid voor of blootstelling aan aspirine, andere niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen of naproxen-bevattende producten. Zij kunnen ook voorkomen bij personen met een voorgeschiedenis van angio-oedeem, bronchospastische reactiviteit (b.v. astma), rhinitis en neuspoliepen.

Anafylactoïde reacties kunnen, net als anafylaxie, een fatale afloop hebben.

Steroïden

Als de steroïdendosering tijdens de therapie wordt verlaagd of geëlimineerd, moet de steroïdendosering langzaam worden verlaagd en moeten de patiënten nauwlettend worden geobserveerd op aanwijzingen voor bijwerkingen, waaronder bijnierinsufficiëntie en verergering van de symptomen van artritis.

Oculaire effecten

Studies hebben geen veranderingen in het oog aangetoond die toe te schrijven zijn aan de toediening van naproxen. In zeldzame gevallen zijn nadelige oogaandoeningen, waaronder papillitis, retrobulbar optische neuritis en papiloedeem, gemeld bij gebruikers van NSAID’s waaronder naproxen, hoewel een oorzakelijk verband niet kan worden vastgesteld; dienovereenkomstig dienen patiënten die visuele stoornissen ontwikkelen tijdens behandeling met naproxen-bevattende producten een oftalmologisch onderzoek te ondergaan.

Dermatologisch

Ernstige huidreacties, waarvan sommige met dodelijke afloop, waaronder exfoliatieve dermatitis, Stevens-Johnson syndroom, en toxische epidermale necrolyse, zijn zeer zelden gemeld in verband met het gebruik van NSAID’s (zie 4.8). Patiënten lijken het grootste risico te lopen op deze reacties in het begin van de behandeling: het begin van de reacties treedt in de meerderheid van de gevallen op binnen de eerste maand van de behandeling. Naproxen dient te worden gestaakt bij het eerste optreden van huiduitslag, slijmvlieslaesies, of andere tekenen van overgevoeligheid.

Combinatie met andere NSAID’s

De combinatie van naproxen-bevattende producten en andere NSAID’s, waaronder cyclo-oxygenase-2 selectieve remmers, wordt niet aanbevolen vanwege het cumulatieve risico van het induceren van ernstige NSAID-gerelateerde bijwerkingen.

Bevat lactose

Patiënten met zeldzame erfelijke problemen van galactose-intolerantie, de totale lactase-deficiëntie of glucose-galactose malabsorptie dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken.

Bevat natrium

Dit geneesmiddel bevat minder dan 1 mmol natrium (23 mg) per tablet, d.w.z. in wezen ‘natriumvrij’

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.