Ontwikkeld door: Committee on Ambulatory Surgical Care
Laatst gewijzigd: 23 oktober 2019 (oorspronkelijke goedkeuring: 27 oktober 2004)
Download PDF
Omdat sedatie een continuüm is, is het niet altijd mogelijk te voorspellen hoe een individuele patiënt zal reageren. Vanwege de mogelijkheid van snelle, diepgaande veranderingen in de sedatieve/anesthetische diepte en het ontbreken van antagonistische medicatie, vereisen middelen zoals propofol speciale aandacht. Zelfs indien matige sedatie de bedoeling is, moeten patiënten die propofol toegediend krijgen, een verzorging krijgen die overeenkomt met die voor diepe sedatie.
De Vereniging is van mening dat de betrokkenheid van een anesthesist bij de verzorging van elke patiënt die anesthesie ondergaat, optimaal is. Wanneer dit echter niet mogelijk is, moet niet-anesthesiepersoneel dat propofol toedient, gekwalificeerd zijn om patiënten te redden* van wie het sedatieniveau dieper wordt dan aanvankelijk de bedoeling was en die, indien kortstondig, in een toestand van algehele anesthesie komen.**
– De arts die verantwoordelijk is voor het gebruik van sedatie/anesthesie moet de opleiding en training hebben om de potentiële medische complicaties van sedatie/anesthesie te beheersen. De arts moet bekwaam zijn in het beheer van de luchtwegen, geavanceerde levensreddende vaardigheden hebben die geschikt zijn voor de patiëntenpopulatie, en de farmacologie van de gebruikte geneesmiddelen begrijpen.
De arts moet tijdens de sedatie fysiek aanwezig zijn en onmiddellijk beschikbaar blijven tot de patiënt medisch wordt ontslagen uit de verkoeverkamer na de procedure.
– De arts die propofol toedient voor sedatie/anesthesie moet minimaal de opleiding en training hebben om de luchtweg- en cardiovasculaire veranderingen die optreden bij een patiënt die in een staat van algehele anesthesie komt, te herkennen en te beheersen, en moet in staat zijn om te helpen bij het beheersen van complicaties.
– In de rubriek Waarschuwingen van de bijsluiter van het geneesmiddel (Diprivan®, AstraZeneca 02/14, geraadpleegd 02/19) staat dat propofol gebruikt voor sedatie of anesthesie “alleen mag worden toegediend door personen die zijn opgeleid in het toedienen van algehele anesthesie en niet betrokken zijn bij de uitvoering van de chirurgische/diagnostische procedure”. Patiënten moeten voortdurend worden bewaakt, en faciliteiten voor het handhaven van een open luchtweg, kunstmatige beademing, en zuurstofverrijking en reanimatie van de bloedsomloop moeten onmiddellijk beschikbaar zijn.”
Bovendien hebben sommige staten voorschrijvende voorschriften betreffende de toediening van propofol. Er zijn verschillende overwegingen wanneer propofol wordt gebruikt voor sedatie van geïntubeerde, beademde patiënten in een kritieke zorgomgeving.
Voor aanvullende informatie over het continuüm van sedatie en over sedatie door niet-anesthesiologen wordt verwezen naar de documenten van de American Society of Anesthesiologists “Continuum of Depth of Sedation: Definition of General Anesthesia and Levels of Sedation/Analgesia” en “Practice Guidelines for Sedation and Analgesia by Non-Anesthesiologists”, “Statement on Granting Privileges for Administration of Moderate Sedation to Practitioners Who Are Not Anesthesia Professionals”, en “Statement on Granting Privileges to Non-Anesthesiologist Practitioners for Personally Administering Deep Sedation or Supervising Deep Sedation by Individuals Who Are Not Anesthesia Professionals”. ASA’s documenten die bijkomende perioperatieve zorgkwesties behandelen zijn de “Richtlijnen voor Anesthesie op Kantoor”, “Richtlijnen voor Ambulante Anesthesie en Chirurgie” en “Praktijkrichtlijnen voor Preoperatief Vasten en het Gebruik van Farmacologische Middelen om het Risico van Pulmonale Aspiratie te Verminderen”. Alle ASA documenten zijn te vinden op de website, <www.ASAhq.org>.
* Het redden van een patiënt uit een dieper sedatieniveau dan bedoeld is een interventie door een arts die bedreven is in luchtwegmanagement en geavanceerde levensondersteuning. De gekwalificeerde arts corrigeert nadelige fysiologische gevolgen van het dieper dan bedoelde sedatieniveau (zoals hypoventilatie, hypoxie en hypotensie) en brengt de patiënt terug naar het oorspronkelijk bedoelde niveau. Het is niet gepast om de procedure voort te zetten op een onbedoeld sedatieniveau.
** De verklaring in de AANA-ASA Joint Statement Regarding Propofol Administration, van 14 april 2004, die luidt,
“Wanneer propofol wordt gebruikt voor sedatie/anesthesie, mag het alleen worden toegediend door personen die zijn opgeleid in het toedienen van algehele anesthesie en die niet tegelijkertijd betrokken zijn bij deze chirurgische of diagnostische procedures. Deze beperking is in overeenstemming met de specifieke taal in de bijsluiter van propofol, en het niet opvolgen van deze aanbevelingen kan patiënten blootstellen aan een verhoogd risico op ernstig letsel of overlijden.”