BSA heeft Eén Eed en Wet.
Ik hou van de eenvoud van de Scout Law. Hij is kort en daardoor makkelijk te onthouden voor de jeugd. Maar er komt veel in voor.
Voor een andere interessante kijk op de Scout Law, zie dit artikel over hoe de Scout Law zich verhoudt tot de Tien Geboden. En bekijk ook deze Scout Law social media graphic.
Scoutswet
Een Scout is:
Betrouwbaar, Loyaal, Behulpzaam,
Vriendelijk, Hoffelijk, Vriendelijk,
Bedienstig, Vrolijk, Spaarzaam,
Dapper, Schoon, Eerbiedig
Geschiedenis van de Scoutswet
De Scoutswet die in de VS wordt gebruikt, is gebaseerd op de oorspronkelijke Scoutswet van Lord Robert Baden-Powell, gepubliceerd in Scouting for Boys in 1908. Deze wet bestond uit negen punten. Een tiende punt (schoon) werd door Baden-Powell in 1911 toegevoegd. Baden-Powell was de grondlegger van de padvindersbeweging, en dus werd veel van wat hij publiceerde later aangepast voor andere landen toen de padvindersbeweging zich verspreidde.
Baden-Powell heeft de details in zijn padvinderswet meerdere malen herzien, maar de ideeën die erin stonden zijn door de jaren heen waar gebleven:
EEN SCOUT’S HON IS TE VERTROUWEN. Als een verkenner zegt “Op mijn eer is het zo”, dan betekent dat dat het zo is, net alsof hij een zeer plechtige eed heeft afgelegd. Evenzo, als een verkennerofficier tegen een verkenner zegt: “Ik vertrouw erop dat je dit op je eer doet”, dan is de verkenner verplicht om het bevel naar beste vermogen uit te voeren en zich door niets te laten belemmeren om dat te doen. Indien een verkenner zijn eer zou breken door een leugen te vertellen, of door een bevel niet precies uit te voeren wanneer hem dit op zijn eer werd toevertrouwd, zou hij ophouden een verkenner te zijn, en moet hij zijn verkennersinsigne inleveren en mag hij het nooit meer dragen.
Een verkenner is loyaal aan de Koning, en aan zijn officieren, en aan zijn land, en aan zijn werkgevers. Hij moet hen door dik en dun bijstaan tegen iedereen die hun vijand is, of zelfs maar slecht over hen spreekt.
De plicht van een SCOUT is om nuttig te zijn en anderen te helpen. En hij moet zijn plicht doen vóór al het andere, zelfs al geeft hij zijn eigen plezier, comfort of veiligheid op om het te doen. Wanneer hij in moeilijkheden verkeert om te weten welke van twee dingen hij moet doen, moet hij zich afvragen: “Welke is mijn plicht?” d.w.z. “Welke is het beste voor andere mensen?” – en die ene doen. Hij moet op elk moment voorbereid zijn om levens te redden of gewonden te helpen. En hij moet elke dag iemand een goede dienst bewijzen.
Een verkenner is een vriend voor iedereen en een broeder voor elke andere verkenner, ongeacht tot welke sociale klasse de ander behoort. Indien een verkenner een andere verkenner ontmoet, ook al is hij een vreemde voor hem, moet hij met hem spreken, en hem helpen op elke manier die hij kan, hetzij om de plicht uit te voeren die hij dan doet, of door hem voedsel te geven, of, voor zover mogelijk, alles wat hij nodig heeft. Een verkenner mag nooit een snob zijn. Een snob is iemand die op een ander neerkijkt omdat hij armer is, of die arm is en het een ander kwalijk neemt omdat hij rijk is. Een padvinder accepteert de ander zoals hij hem aantreft, en maakt het beste van hem – “Kim”, de padvinder, werd door de Indianen “Kleine vriend van de hele wereld” genoemd, en dat is de naam die elke padvinder voor zichzelf zou moeten verdienen.
Een padvinder is beleefd: dat wil zeggen, hij is beleefd tegen iedereen, maar vooral tegen vrouwen en kinderen en oude mensen en invaliden, kreupelen, enz. En hij mag geen beloning aannemen voor behulpzaam of hoffelijk te zijn.
Een SCOUT IS EEN VRIEND VOOR DIEREN. Hij moet ze zoveel mogelijk pijn besparen, en mag geen enkel dier onnodig doden, ook al is het maar een vlieg – want het is een van Gods schepselen.
Een SCOUT NEEMT zonder vragen bevelen op van zijn patrouilleleider, of verkennersleider. Zelfs als hij een bevel krijgt dat hem niet bevalt, moet hij doen zoals soldaten en zeelieden doen, hij moet het toch uitvoeren omdat het zijn plicht is; en nadat hij het gedaan heeft, kan hij komen en er redenen tegen aanvoeren: maar hij moet het bevel onmiddellijk uitvoeren. Dat is discipline.
Een SCOUT LACHT EN SCHREEUWT onder alle omstandigheden. Wanneer hij een bevel krijgt moet hij het vrolijk en gemakkelijk opvolgen, niet op een trage, hang-hondachtige manier. Verkenners mopperen nooit over ontberingen, zeuren niet tegen elkaar en vloeken niet als ze worden uitgescholden. Als je net een trein mist, of als iemand op je lievelingskoren trapt – niet dat een verkenner zulke dingen als likdoorns moet hebben – of onder welke vervelende omstandigheden dan ook, moet je jezelf dwingen meteen te glimlachen, en dan een deuntje te fluiten, en dan komt het wel goed. Een verkenner gaat rond met een glimlach op en fluitend. Het vrolijkt hem op en vrolijkt andere mensen op, vooral in tijden van gevaar, want dan houdt hij het toch vol. De straf voor vloeken of slecht taalgebruik is, dat de andere verkenners bij elke overtreding een beker koud water in de mouw van de overtreder gieten.
Een ScOUT IS DRIFTELIJK, dat wil zeggen, hij spaart elke cent die hij kan, en zet het op de bank, zodat hij geld heeft om zichzelf te onderhouden als hij geen werk heeft, en zo zichzelf niet tot een last voor anderen maakt; of dat hij geld heeft om weg te geven aan anderen als zij het nodig hebben.
Een SCOUT IS SCHOON IN GEDACHT, WOORD EN DADEN. Fatsoenlijke Scouts kijken neer op onnozele jongeren die vuil spreken, en zij laten zich niet verleiden, noch om vuil te spreken, noch om vuil te doen. Een padvinder is zuiver, rein van geest en mannelijk. (Toegevoegd in 1911)