Toch werd geconcludeerd dat noch azhdarchiden noch andere vliegende reptielen geschikt waren om te scheren, zodat de hypothese werd verworpen. Ze misten de kaken en de nekstructuur voor een dergelijke levensstijl, zodat vissende pterosauriërs ofwel moesten duiken voor hun prooi of gewoon vis van het wateroppervlak moesten plukken.
Nog recenter werden de azhdarchiden voorgesteld als ooievaarsachtige terrestrische stalkers die kleine dieren oppikten terwijl ze over land op het droge liepen. Dit model werkte, want de dieren slikten bijna alles op wat in hun bek paste. Zo brachten de azhdarchiden meer tijd door op het land in plaats van dicht bij het water. Een dier van de grootte van Quetzalcoatlus kon slachtoffers verorberen zo groot als kleine dinosaurussen, door ze op te pakken in zijn enorme tandeloze kaken.
Ondanks deze jacht op het land, waren Quetzalcoatlus en verwanten ongelooflijke aëronauten. Zoals alle vliegende reptielen, lanceerden zij zich van de grond in een sprong met vier poten. Deze lanceerstijl werd ondersteund door een immense hoeveelheid kracht. Quetzalcoatlus’ torso, hoewel klein in vergelijking met zijn lichaam, was zeer dicht en vol met enorme spieren. Een enkele sprong kon een van deze reuzen in de lucht brengen, en het had slechts een paar flappen nodig om het in de lucht te houden. Ze konden na de lancering waarschijnlijk 16.000 kilometer non-stop reizen en slechts zelden flapperen om zichzelf in de lucht te houden en hun pad te sturen. Zijn korte vleugels waren niet enkel dunne membranen van huid, maar dicht opeengepakte spiervezels genoemd actinofibrils. Zoals alle andere pterosaurus, was Quetzalcoatlus warmbloedig en had een ongelooflijk metabolisme om zijn levensstijl aan te drijven.
Quetzalcoatlus bekleedde de rol van jager van gemiddeld niveau. Quetzalcoatlus hield het midden tussen de hedendaagse tyrannosaurussen en de kleinere dromaeosaurussen of raptordinosaurussen wat betreft grootte en prooikeuze. Twee soorten van dit geslacht kwamen voor in de zuidelijke delen van Noord-Amerika, meer bepaald in de Javelina Formatie van Texas.
De grootste, de reusachtige Quetzalcoatlus northropi stond zo hoog als een giraffe op de grond, was meer dan vijf meter hoog en woog 250 kilogram. Dit is het maximum gewicht voor een vliegend dier, en slechts enkele andere azhdarchiden komen in de buurt van Q.northropi’s grootte. De kleinere soort is Quetzalcoatlus sp, een dier dat net half zo groot is als de reuzensoort. Het is ook bekend van veel betere fossiele resten.
Ondanks een prominente plaats in de populaire cultuur, is hij zeer slecht bekend. Fossielen van Q. northropi zijn altijd schaars geweest. Hij moet dus worden gereconstrueerd aan de hand van zijn naaste verwanten. De schedel van deze soort is bijvoorbeeld onbekend en in plaats daarvan wordt bij reconstructies de kop van de hedendaagse Q. sp. gebruikt. Dit resulteert in een schepsel dat een combinatie is van twee soorten.
Vaak is het dier dat we op illustraties zien slechts een opgeschaalde versie van de kleinere soort. Maar de grotere afmetingen van Q. northropi leiden er onmiddellijk toe dat dit het populairdere dier is en de meest vertegenwoordigde azhdarchide in de populaire cultuur.
Witton, M. P., 2007, Titans of the skies: azhdarchid pterosaurs. Geology Today 23, 33-38.
Witton M. P., Habib M. B., 2010, On the Size and Flight Diversity of Giant Pterosaurs, the Use of Birds as Pterosaur Analogues and Comments on PterosaurFlightlessness. PLoS ONE 5(11): e13982
Witton, M. P. and Habib, M. B., 2010, The volancy, or not, of giant pterosaurs. Acta Geoscientica Sinica, 31 (1), 76-78.
Witton M. P., Naish D., 2008, A Reappraisal of Azhdarchid Pterosaur Functional Morphology and Paleoecology. PLoS ONE 3(5): e2271