De vloeistof die bij een lumbaalpunctie wordt afgenomen, wordt geanalyseerd om op een aantal verschillende dingen te letten.
– Witte bloedcellen. Als u multiple sclerose heeft, dan is het aantal witte bloedcellen in uw hersenvocht meestal tot zeven keer hoger dan normaal. Als het aantal nog hoger is dan normaal, is dat waarschijnlijk te wijten aan een of andere infectie, zoals de ziekte van Lyme, en niet aan MS.
– Neurofilamenten. Dit zijn fragmenten van de structurele steun die normaal uw zenuw axonen omringt. Als neurofilamenten worden gevonden in de CSF, dan is dit bewijs dat uw myeline wordt aangevallen. Als bij een volgende lumbaalpunctie minder neurofilamenten worden aangetroffen, kan dit erop wijzen dat de medicijnen die de ziekte remmen de zenuwen effectief beschermen.
– Oligoklonale banden. Het immuunsysteem produceert antilichamen om infecties te bestrijden. Bij MS passeren antilichamen de bloed-hersenbarrière en vallen de myeline aan die de zenuwen omgeeft. Als gevolg hiervan is het niveau van antilichamen in het hersenvocht van iemand met MS hoger dan het zou moeten zijn. Het zal ook hoger zijn dan het gehalte in het bloed, zodat meestal tegelijkertijd een bloedmonster ter vergelijking wordt geanalyseerd.
De test die de aanwezigheid van antilichamen aantoont, wordt elektroforese genoemd. Een vloeistofmonster wordt op een gel gelegd en er wordt spanning op gezet. Hierdoor gaan antilichamen van dezelfde grootte samenklonteren, waardoor zichtbare ‘banden’ worden gevormd.
Een band (monoklonaal) in het cerebrospinaal vocht is normaal. De term “oligoklonale banden” verwijst naar de aanwezigheid van twee of meer banden en wijst op de aanwezigheid van ziekteactiviteit. Hoewel dit niet noodzakelijkerwijs betekent dat iemand MS heeft, heeft ongeveer 80-95% van de MS-patiënten oligoklonale banden in het hersenvocht.