Basic English sentence structure

Simple, compound, and complex sentence structures

Er zijn drie soorten zinnen: simple, compound, and complex. Het type zin wordt bepaald door het aantal bijzinnen, of onderwerp-werkwoordgroepen, die in de zin voorkomen. Een enkelvoudige zin heeft één onafhankelijke bijzin: “Ik reed op mijn fiets.” Een samengestelde zin heeft ten minste twee onafhankelijke bijzinnen: “Ik stapte in mijn auto, en reed naar de stad.” In die zin kunnen beide bijzinnen op zichzelf staan als volledige zinnen. Een samengestelde zin bevat een onafhankelijke bijzin en een of meer afhankelijke bijzinnen: “Ik stapte in mijn auto en reed toen naar de stad.” In die zin werkt “ik stapte in mijn auto” als een complete zin, maar “toen ging ik naar de stad” niet.

De meeste zinnen in het Engels zijn opgebouwd volgens een van de volgende vijf patronen:

  1. Onderwerp-Verb
  2. Onderwerp-Verb-Object
  3. Onderwerp-Verb-Adjectief
  4. Onderwerp-Verb-Adwoord
  5. Onderwerp-Verb-Naamwoord

Het onderwerp is de persoon of het ding die een actie onderneemt of die in de zin beschreven wordt. Het werkwoord is de actie die het onderwerp onderneemt.

Subject-Verb

Dit type zin begint met een kernzin zoals “Jane loopt.” Hier, “Jane” is het onderwerp en “loopt” is het werkwoord. Verschillende delen van meningsuiting kunnen worden toegevoegd om de zin uit te breiden.

Je kunt een bijwoord toevoegen om de zin “Jane loopt snel,” te maken, of je kunt een tijdsuitdrukking toevoegen om te vertellen wanneer ze loopt, bijv. “Jane loopt de hele ochtend.”

Subject-Verb-Object

Deze zinnen beginnen met een kernzin zoals “Ze speelt piano.” In deze zin is “Zij” het onderwerp, “speelt” het werkwoord, en “een piano” het lijdend voorwerp.

Je kunt elementen toevoegen om de zin uit te breiden, zoals een bijvoeglijk naamwoord (bijv. “Ze speelt op een kleine piano”) of een bijwoord (bijv. “Ze speelt prachtig piano”).

Onderwerp-Werkwoord-Adjectief

Dit type zin begint met een kernzin als “Hij is knap.” Hier is “hij” het onderwerp, “is” het werkwoord, en “knap” het bijvoeglijk naamwoord.

Net als bij de andere soorten zinnen kun je de zin uitbreiden door andere zinsdelen toe te voegen, zoals “Hij is heel knap,” waarbij “heel” dient als bijwoord.

Subject-Verb-Adverb

Deze zinnen beginnen met een kernzin zoals “Het meisje liep weg.” In deze zin is “het meisje” het onderwerp, “liep” is het werkwoord, en “weg” is het bijwoord.

Je kunt elementen aan dit type zin toevoegen, zoals “Het meisje liep langzaam weg,” waarbij “langzaam” een bijvoeglijk naamwoord is dat beschrijft hoe het meisje liep.

Subject-Verb-Noun

Zinnen van dit type beginnen met een kernzin zoals “De professor is een vrouw.” Hier is “de professor” het onderwerp, “is” is het werkwoord, en “een vrouw” is het zelfstandig naamwoord. Net als bij de andere soorten zinnen, kun je woorden of zinsdelen toevoegen om de zin uit te breiden. Je kunt bijvoorbeeld het bijvoeglijk naamwoord “intelligent” en het bijwoordelijk gezegde “aan de universiteit” toevoegen om te zeggen “De professor aan de universiteit is een intelligente vrouw” om de professor meer te beschrijven en te vertellen waar ze werkt.

Nu je weet hoe je zinnen moet vormen in het Engels – gebaseerd op je nieuwe kennis van de basis Engelse zinsbouw, bekijk dan ons artikel over Basis Engelse interpunctie om te leren hoe je ze op de juiste manier moet interpunctie.

Bonus info: stijlgidsen voor media zijn een geweldige manier om te leren over duidelijk en consise schrijven – een goede plek om te beginnen is de BBC News stijlgids.

Best practice content writing

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.