Samenvatting
De Portugezen kwamen in 1482 voor het eerst aan land in het huidige Noord-Angola en stuitten op het Koninkrijk Congo, dat zich uitstrekte van het huidige Gabon in het noorden tot de Kwanza-rivier in het zuiden. De Portugezen kregen geleidelijk de controle over het kustgebied door een reeks verdragen en oorlogen in de loop van de 16e eeuw, en hun belangstelling voor Angola richtte zich al snel op de slavenhandel. Veel geleerden zijn het erover eens dat Angola in de 19e eeuw de grootste bron van slaven voor de Amerika’s was. Portugal verkreeg uiteindelijk bestuurlijke controle over het binnenland in het begin van de 20e eeuw.
Terwijl de dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog elders in Afrika voortschreed, bleef Portugal zijn Afrikaanse koloniën behandelen als overzeese provincies. Als gevolg daarvan ontstonden drie Angolese onafhankelijkheidsbewegingen. Een militaire staatsgreep in 1974 in Portugal leidde tot de vorming van een militaire regering die, in de Alvor Akkoorden, ermee instemde de macht over te dragen aan een coalitie van de drie bewegingen. Ideologische botsingen leidden tot een gewapend conflict tussen de bewegingen, waarbij de door het Oostblok gesteunde Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola (MPLA) uiteindelijk de macht overnam toen de Portugezen de hoofdstad Luanda in 1975 verlieten. Angola bleef verbonden met de Sovjet-Unie en Cuba gedurende de gehele Koude Oorlog.