By Christine Lagarde
November 5, 2018
عربي, 中文 Español, Français, 日本語, Português, Русский
De graven van soldaten die zijn omgekomen in de Eerste Wereldoorlog, bij Verdun, Frankrijk: op de 100ste verjaardag van het einde van de Grote Oorlog moeten leiders goed luisteren naar de echo’s van de geschiedenis (foto: Mathieu Pattier/SIPA/Newscom)
Mark Twain zei ooit dat “De geschiedenis zichzelf nooit herhaalt, maar wel vaak rijmt.” Nu de staatshoofden deze week in Parijs bijeenkomen om te herdenken dat 100 jaar geleden een einde kwam aan de Eerste Wereldoorlog, zouden zij goed moeten luisteren naar de echo’s van de geschiedenis en moeten voorkomen dat zij de wanklanken uit het verleden naspelen.
Eeuwenlang zijn onze economische voorspoed in de wereld bepaald door de dubbele kracht van technologische vooruitgang en mondiale integratie. Deze krachten hebben het vooruitzicht om welvaart te brengen in alle naties. Maar als ze verkeerd worden beheerd, kunnen ze ook rampspoed teweegbrengen. De Eerste Wereldoorlog is een schrijnend voorbeeld van hoe alles mis kan gaan.
De 50 jaar voorafgaand aan de Grote Oorlog waren een periode van opmerkelijke technologische vooruitgang, zoals stoomschepen, locomotief, elektrificatie en telecommunicatie. Het was deze periode die de contouren van onze moderne wereld vorm gaf. Het was ook een periode van voorheen ongekende mondiale integratie – wat velen het eerste tijdperk van globalisering noemen, waarin goederen, geld en mensen zich met relatief weinig belemmeringen over grenzen heen konden verplaatsen. Tussen 1870 en 1913 zagen we in veel economieën een grote toename van de export als percentage van het BBP – een teken van toenemende openheid.
Dit alles creëerde grote rijkdom. Maar het werd niet gelijkmatig of eerlijk verdeeld. Dit was het tijdperk van de duistere en gevaarlijke fabrieken en de roofridders. Het was een tijdperk van enorme toenemende ongelijkheid. In 1910 had in het Verenigd Koninkrijk de top 1% bijna 70% van de rijkdom van het land in handen – een ongelijkheid die nooit eerder of later was bereikt.
Heden ten dage kunnen we opvallende overeenkomsten vinden met de periode vóór de Grote Oorlog.
Toen, net als nu, droegen de toenemende ongelijkheid en de ongelijke voordelen van technologische veranderingen en globalisering bij tot een verzet. In de aanloop naar de oorlog reageerden de landen met het zoeken naar nationaal voordeel, waarbij ze het idee van wederzijdse samenwerking lieten varen ten gunste van een nulsom dominantie. Het resultaat was een catastrofe – het volle gewicht van de moderne technologie ingezet voor bloedvergieten en vernietiging.
En in 1918, toen leiders de met lijken bezaaide papavervelden overzagen, slaagden zij er niet in de juiste lessen te trekken. Ze stelden opnieuw kortetermijnvoordeel boven welvaart op de lange termijn – ze trokken zich terug uit de handel, probeerden de goudstandaard opnieuw in te voeren en schuwden de mechanismen van vreedzame samenwerking. Zoals John Maynard Keynes – een van de grondleggers van het IMF – in reactie op het Verdrag van Versailles schreef, zou de volharding in het opleggen van een financiële ondergang aan Duitsland uiteindelijk tot een ramp leiden. Hij had volkomen gelijk.
Er was een nieuwe oorlog voor nodig, voordat de wereldleiders duurzamere oplossingen voor onze gemeenschappelijke problemen vonden. De Verenigde Naties, de Wereldbank en natuurlijk de instelling die ik nu leid, het IMF, zijn een trots onderdeel van deze erfenis.
En het systeem dat na de Tweede Wereldoorlog tot stand kwam, was altijd bedoeld om zich te kunnen aanpassen. Van de overgang naar flexibele wisselkoersen in de jaren zeventig tot de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie hebben onze voorgangers ingezien dat mondiale samenwerking moet evolueren om te overleven.
Heden ten dage zijn er opvallende overeenkomsten met de periode vóór de Grote Oorlog – duizelingwekkende technologische vooruitgang, verdieping van de mondiale integratie, en groeiende welvaart, die grote aantallen mensen uit de armoede heeft gehaald, maar helaas ook velen heeft achtergelaten. De vangnetten zijn nu beter en hebben geholpen, maar op sommige plaatsen zien we opnieuw toenemende woede en frustratie in combinatie met een verzet tegen globalisering. En opnieuw moeten we ons aanpassen.
Daarom heb ik de laatste tijd gepleit voor een nieuw multilateralisme, een multilateralisme dat meer inclusief is, meer gericht op mensen en meer verantwoordelijk. Dit nieuwe multilateralisme moet de vroegere geest van samenwerking nieuw leven inblazen en tegelijkertijd een breder spectrum van uitdagingen aanpakken, van financiële integratie en fintech tot de kosten van corruptie en klimaatverandering.
Onze recente onderzoeken naar de macro-economische voordelen van het mondiger maken van vrouwen en het moderniseren van het wereldhandelssysteem leveren nieuwe ideeën op over manieren om een beter systeem te creëren.
Elk van ons – elke leider en elke burger – heeft een verantwoordelijkheid om bij te dragen aan deze wederopbouw.
Wat waar was in 1918, is immers nog steeds waar vandaag: De vreedzame coëxistentie van naties en de economische vooruitzichten van miljoenen hangt sterk af van ons vermogen om de rijmen in onze gedeelde geschiedenis te ontdekken.