Vraag: “Waar is Koning David geboren?”
Antwoord: Koning David werd geboren in Bethlehem, een kleine stad in het heuvelland van Juda. Bethlehem wordt “de stad van David” genoemd in Lucas 2:4 en 11.
Tijdens de dagen van koning Saul zei de Heer tegen de profeet Samuël dat hij een jonge herdersjongen moest zalven als de volgende koning over Israël. God zond Samuël naar Bethlehem, waar David met zijn familie woonde (1 Samuël 16:1-4). De Bijbel beschrijft David als “de zoon van een Efrathiet, Jesse genaamd, die afkomstig was uit Bethlehem in Juda” (1 Samuël 17:12). De Bijbel noemt Efrath (of Ephrathah) en Juda specifiek samen met Bethlehem om het te onderscheiden van een andere stad met de naam Bethlehem die in de regio van Zebulun lag.
Davids overgrootouders woonden ook in Bethlehem. Ruth en Boaz woonden in Bethlehem, en daar brachten zij hun zoon Obed groot (Ruth 4:11). Obed werd de vader van Jesse, de vader van David (Ruth 4:21-22). Jesse wordt “Jesse van Bethlehem” genoemd door een van de dienaren van koning Saul in 1 Samuël 16:18.
Historisch gezien werd Bethlehem beschouwd als een tamelijk onbelangrijke plaats. Jozua 15:20-61 bevat een lijst van steden en dorpen die de stam van Juda erfde als onderdeel van de verdeling van het Beloofde Land. Zesennegentig steden worden bij naam genoemd, maar Bethlehem komt daar niet bij voor. Het was in geen enkele maatstaf een grote stad. Evenzo noemt Nehemia 11:25-30 17 steden van Juda, maar de stad Bethlehem staat ook niet op die lijst. De profeet Micha schrijft Gods opmerking voor dat Bethlehem “te klein was om onder de clans van Juda te zijn” (Micha 5:2, ESV).
Ondanks de schijnbare onbeduidendheid van Bethlehem koos God het als de achtergrond van de romance van Ruth en Boaz, als de geboorteplaats van Koning David, en als de geboorteplaats van Jezus Christus, de Verlosser van de wereld. Het stadje Bethlehem heeft dus een grote betekenis in de Bijbel. God, in Zijn soevereiniteit, kiest vaak mensen, plaatsen en dingen van schijnbare onbeduidendheid om Zijn goddelijke doeleinden te volbrengen: “Maar God verkoos de dwaze dingen der wereld om de wijzen te beschamen; God verkoos de zwakke dingen der wereld om de sterke te beschamen. God heeft de nederige dingen van deze wereld en de verachte dingen – en de dingen die niet zijn – uitgekozen om de dingen die zijn teniet te doen, zodat niemand zich voor Hem kan beroemen” (1 Korintiërs 1:27-29). De profetie van Micha moet velen verrast hebben: “Maar gij, Bethlehem Efratha, al zijt gij klein onder de clans van Juda, uit u zal voor mij iemand voortkomen die heerser over Israël zal zijn, van wie de oorsprong is van oudsher, van oudsher” (Micha 5:2).