Universals rijke entertainmenterfenis kan worden teruggevoerd tot 1906, toen de 39-jarige Duitse immigrant Carl Laemmle (spreek uit als LEM-lee) zijn eerste nikkelgang-theater opende in Chicago. Van het vertonen van korte stomme films in een theater, stapte Laemmle later over op filmdistributie en -productie. In juni 1909 richtte hij de in New York gevestigde Independent Moving Picture Company of America (IMP) op, niet alleen om zijn eigen films te produceren, maar ook om het hoofd te bieden aan de monopolistische Motion Picture Patents Company die licentiekosten in rekening bracht aan alle onafhankelijke bioscoopexploitanten. Laemmle’s eerste productie in 1909 was Hiawatha, een bewerking van Longfellow’s gedicht in één film.
Op 30 april 1912 werd in New York de Universal Film Manufacturing Company opgericht. Deze nieuwe maatschappij was een alliantie tussen Laemmle’s IMP, de New York Motion Picture Company, Rex Motion Pictures, en Powers Motion Pictures. Op 20 mei sloten ook Nestor en Champion Films zich bij Universal aan, en op 12 juli werd Carl Laemmle officieel tot president van de nieuwe onderneming gekozen.
Op 15 augustus 1912 breidde Universal officieel zijn activiteiten uit naar de westkust toen het een deel van de Providencia Ranch in de San Fernando Valley huurde. Minder dan twee jaar later besloot Laemmle zijn activiteiten aan de westkust te centraliseren en gaf zijn manager, Isadore Bernstein, opdracht meer onroerend goed in de San Fernando Valley te kopen. Voor 165.000 dollar in maart 1914 koos Bernstein een ranch van 230 hectare, net aan de overkant van de weg waar Mexicaans generaal Andre Pico en Amerikaans kolonel John Fremont in 1847 het Verdrag van Cahuenga ondertekenden. Deze plek zou “het amusementscentrum van de wereld” worden – Universal City.
Op 15 maart 1915 opende Carl Laemmle officieel de poorten van Universal City, ’s werelds eerste op zichzelf staande gemeenschap gewijd aan het maken van films. Volgens ooggetuigen waren er meer dan 15.000 mensen aanwezig op de openingsceremonie van Universal City. Ten tijde van de opening van Universal City telde de nieuwe gemeente bijna 500 inwoners. Onder hen waren 75 Indianen die in tipi’s woonden op het achterterrein, western ruiters, film “soldaten” en werklui.
Hoewel de studio officieel opende in 1915, begon de filmproductie op het terrein in 1914. Damon and Pythias, met William Worthington en Herbert Rowlinson in de hoofdrollen, was de eerste film die bij Universal City werd voltooid.
Toen de filmproductie bij Universal City toenam, werd een gestage stroom stomme films, waaronder westerns, komedies en actie-avonturen, het handelsmerk van Universal. Laemmle begon ook bezoekers uit te nodigen in Universal City om te zien hoe hij films maakte, waarmee de lange traditie van Universal in het leven werd geroepen om gasten te ontvangen om te genieten van de magie achter de schermen. De Universal-rondleiding werd eind jaren twintig echter tijdelijk stopgezet, toen “talkies” de norm werden en de producenten een set eisten zonder lawaai van bezoekers.
Een paar van Universal’s meest opmerkelijke speelfilms uit deze beginjaren zijn The Hunchback of Notre Dame (1923), The Phantom of the Opera (1925), en All Quiet on the Western Front (1930). All Quiet on the Western Front won de Academy Award voor Beste Film in 1930. Universal werd ook bekend door zijn griezelfilms uit het begin van de jaren 1930. Tot deze producties behoorden klassiekers als Dracula, The Mummy, Frankenstein, en Bride of Frankenstein.
In 1936 trok Carl Laemmle zich terug uit de filmindustrie en verkocht Universal aan de Standard Capital Company. In de jaren die onmiddellijk volgden, leunde de studio zwaar op Deanna Durbin musicals, Abbott en Costello komedies, en Francis the Talking Mule. Toen Universal in 1946 fuseerde met International Pictures, namen Leo Spitz en William Goetz van International de productie over, en het bedrijf werd bekend als Universal-International. De productie van Hamlet door Universal-International in samenwerking met J. Arthur Rank uit Engeland won de Academy Award voor Beste Film in 1948.
In 1950 verwierf Universal 140 acres land grenzend aan de zuidelijke grens van de studio, waardoor de totale omvang van Universal City toenam tot 400 acres.
1952 bracht een andere fusie voor Universal, toen Decca Records het bedrijf kocht. Onder leiding van Milton Rackmil, president van Decca en Universal, en Edward Muhl, hoofd productie, werden in deze periode onder meer Pillow Talk, Operation Petticoat, To Kill A Mockingbird, The Glenn Miller Story, en Spartacus opgenomen.
In december 1958 kocht MCA, Inc. de Universal City Studio Lot. MCA’s Revue Television Productions verhuisde naar Universal City, en Universal Pictures huurde vervolgens haar eigendom terug van MCA. Deze regeling duurde drie jaar, totdat MCA en Universal in 1962 officieel fuseerden.
Jules Stein richtte MCA, of de Music Corporation of America, in 1924 op als een in Chicago gevestigd agentschap dat bands boekte in clubs en danszalen. De erfenis van MCA werd uitgebreid en verrijkt door Lew Wasserman, die in 1936 bij het bedrijf kwam werken, in 1946 president werd en in de loop der jaren MCA uitbouwde van een toonaangevend talentenbureau tot een gediversifieerde wereldleider in de wereld van entertainment.
Met activiteiten op het gebied van televisie- en speelfilmproductie die begin jaren zestig goed op gang waren gekomen, vertegenwoordigden de daaropvolgende jaren een periode van groei en diversificatie voor MCA Universal. Onder leiding van Lew Wasserman breidde MCA Universal niet alleen zijn belangen in films en televisie uit, maar ook op gebieden als muziek en recreatie in de jaren 1960, 1970 en 1980. De Universal Studios Tour werd in 1964 nieuw leven ingeblazen, en MCA Universal werd in de jaren 1970 en 1980 ook een pionier op het gebied van entertainment op locatie. Enkele van de meest opmerkelijke Universal speelfilms uit deze tijd waren van Steven Spielberg, waaronder Jaws en E.T: The Extra Terrestrial.
Tijdens de jaren negentig had MCA Universal een aantal overgangen: in 1991 nam Matsushita Electrical Industrial Co, Ltd. MCA over. Vier jaar later, in juni 1995, kocht The Seagram Company Ltd. (VO) een meerderheidsbelang in MCA van Matsushita. Op 9 december 1996 werd MCA Inc. omgedoopt tot Universal Studios, en in juni 2000 voegde Seagram haar activiteiten samen met het Franse Vivendi.
In mei 2004 werd NBCUniversal gevormd door de samenvoeging van NBC en Vivendi Universal Entertainment. NBCUniversal bezit en exploiteert een waardevolle portefeuille van nieuws- en amusementsnetwerken, een eersteklas speelfilmbedrijf, belangrijke televisieproductie-activiteiten, een toonaangevende groep televisiezenders en wereldberoemde themaparken. NBCUniversal werd in januari 2011 onderdeel van de Comcast-familie.
Heden ten dage is Universal City nog steeds een van de grootste full-service productiefaciliteiten. Met 30 geluidspodia en een backlot dat elke locatie ter wereld kan nabootsen, is het niet alleen een bestemming voor filmmakers, maar ook de entertainmenthoofdstad van Los Angeles.