Subtonisch

In mineur dient de subtonisch als secundaire dominant van de mediant (Bach BWV 26)

Play (help-info)

De drieklank gebouwd op de subtonische noot wordt het subtonisch akkoord genoemd. In de Romeinse cijferanalyse wordt het subtonisch akkoord gesymboliseerd door het Romeinse cijfer “♭VII”. In een mineurtoonaard wordt het platte symbool soms weggelaten door sommige theoretici omdat de subtonische noot voorkomt in de natuurlijke mineurtoonladder, maar het platte symbool wordt meestal gebruikt voor de majeurtoonladder omdat de subtonische een niet-diatonische noot is.

Theoretici Stefan Kostka en Dorothy Payne beschrijven de subtonische VII als “klinkend als de V in de toonsoort van het relatieve majeur – dat wil zeggen, een V van ♭III.” Allen Forte schrijft dat “hile VII in relatie tot C mineur (I) wordt V in relatie tot III (E♭ majeur)…. Als majeur drieklank op een ongewijzigde of natuurlijke toonladder graad 7 in mineur functioneert de VII als een secundaire dominant drieklank in relatie tot de mediant.” In de mineurstemming kan het subtonische akkoord ook voorkomen als een majeur septiemakkoord (d.w.z. dominant septiemakkoord), ♭VII7.

Een backdoor progressie in C: ii-♭VII7-I

In de jazz wordt de afgeplatte septiem ook gebruikt als vervanger van de dominant, V, vooral in de backdoor cadens, ii-♭VII7-I, waar de subtonicus in de plaats komt van de dominantseptime. In dit geval fungeert ♭VII als een spilakkoord ontleend aan de parallelle mineur (zijn dominantseptime). De akkoorden V7 en ♭VII7 hebben twee gemeenschappelijke tonen: in C majeur zijn deze akkoorden G-B-D-F en B♭-D-F-A♭.

Hoewel “de leidtoon/tonic verhouding axiomatisch is voor de definitie van de gangbare tonaliteit”, met name cadensen en modulaties, is in populaire muziek en rock een diatonische scalische leidtoon (i.e., ♮

) vaak afwezig is. In populaire muziek is het “gebruik van de ‘afgeplatte’ diatonische septiem-toonladdergraad… niet eens als een “afwijking” of “afwijkend” te beschouwen”. Met betrekking tot akkoorden gebouwd op de afgeplatte septiem, stelt Richard Franko Goldman dat “het concept van ontlening in feite overbodig is. De mengeling van majeur en mineur is een eenvoudig feit in de Klassieke en de Romantische periode”.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.