Schaatsen of speedskating is wanneer in het schaatsen, mensen tegen elkaar racen. Iedereen legt dezelfde afstand af. Meestal strijden ze rond een ovaal parcours. De Nederlanders waren waarschijnlijk de vroegste pioniers van het schaatsen. Zij begonnen al in de 13e eeuw kanalen te gebruiken om de communicatie te onderhouden door van dorp naar dorp te schaatsen. Het schaatsen verspreidde zich uiteindelijk over het Kanaal naar Engeland, en al snel ontstonden de eerste clubs en kunstmatige ijsbanen. Onder de gepassioneerde schaatsers bevonden zich verschillende koningen van Engeland, Marie Antoinette, Napoleon III en de Duitse schrijver Johann Wolfgang von Goethe.
Snelheidsschaatsen deed voor het eerst zijn intrede in 1924 tijdens de eerste Olympische Winterspelen in Chamonix. Aanvankelijk mochten alleen mannen deelnemen. Pas tijdens de Spelen van Lake Placid in 1932 kregen vrouwen toestemming om deel te nemen aan het schaatsen, dat toen nog slechts een demonstratiesport was. Pas tijdens de Spelen van 1960 in Squaw Valley werd het schaatsen voor vrouwen officieel in het Olympisch programma opgenomen.
Bij de wedstrijden wordt bijna altijd het Europese systeem gevolgd, waarbij de schaatsers twee aan twee tegen elkaar strijden. Op de Olympische Spelen van 1932 organiseerden de Amerikanen wedstrijden in Amerikaanse stijl, d.w.z. met een massastart. Deze beslissing leidde tot een boycot door vele Europese deelnemers, waardoor de Amerikanen de vier gouden medailles in de wacht konden slepen. Uit dit systeem zou het short-track speed skating ontstaan, dat in 1992 in Albertville aan het Olympisch programma werd toegevoegd. De eerste bekende schaatswedstrijd zou in 1676 in Nederland zijn gehouden. De eerste officiële schaatswedstrijden werden echter pas in 1863 in Oslo (Noorwegen) gehouden. In 1889 was Nederland gastheer van de eerste wereldkampioenschappen schaatsen, waaraan Nederlandse, Russische, Amerikaanse en Engelse ploegen deelnamen.