Abstract
De lever heeft een unieke rol in de regulering van de bloedglucose in de postabsorptieve toestand, na inname van glucose-bevattende maaltijden, en in omstandigheden van glucopenie. De lever is als enige verantwoordelijk voor de afgifte van glucose aan de bloedsomloop in nuchtere toestand, waardoor de bloedglucoseconcentratie op peil wordt gehouden voor de voortdurende behoeften van de lichaamsweefsels, met name de hersenen. De lever speelt een even belangrijke rol bij het handhaven van een normale glucosetolerantie als reactie op de inname van koolhydraten. De lever is de voornaamste plaats waar glucose wordt afgezet na de inname van glucose, terwijl spier- en vetweefsel relatief weinig plaatsen zijn waar de ingenomen glucose wordt afgevoerd. Bovendien remt de stijging van glucose en insuline als gevolg van de inname van glucose de endogene leverglucoseproductie, waardoor de postprandiale stijging van de bloedglucose tot een minimum wordt beperkt. Wanneer de bloedglucosewaarde wordt verlaagd door kleine verhogingen van de circulerende insuline, is een terugkerende stijging van de glucoseproductie door de lever het eerste of voornaamste mechanisme dat de daling van de bloedglucoseconcentratie tegengaat. Uit onderzoek bij juveniele diabetes blijkt dat de lever in staat is de afgifte van glucose te wijzigen als reactie op veranderingen in de bloedglucoseconcentratie wanneer kleine, fysiologische doses insuline worden toegediend. Deze bevindingen kunnen een verklaring bieden voor de doeltreffendheid van voorgeprogrammeerde systemen voor insulinetoediening bij de behandeling van diabetes.