Voorschriften voor het gebruik van gewone en wetenschappelijke namen
In gewone namen worden de woorden niet in hoofdletters weergegeven, tenzij een woord een zelfstandig naamwoord is. Bijvoorbeeld: maidencane, bulrush, waterhyacint, Florida pondweed, eendenkroos en hydrilla.
Wetenschappelijke namen zijn meestal gebaseerd op Latijnse of Griekse woorden en worden cursief of onderstreept geschreven. Bijvoorbeeld, de waterplant waarvan de gewone naam in Florida maidencane is, heeft de wetenschappelijke naam Panicum hemitomon of Panicum hemitomon.
Een wetenschappelijke naam bestaat uit twee (of soms meer) delen. Het eerste deel is de genusnaam en het tweede deel is de soort. Bijvoorbeeld, Potamogeton floridanus is de wetenschappelijke naam voor een soort fonteinkruid. Potamogeton is het geslacht en floridanus is de soort. Potamogeton illinoensis is een andere soort fonteinkruid. Door wetenschappelijke namen te gebruiken die zowel het geslacht als de soort bevatten, kan men er zeker van zijn naar welke soort men verwijst. De term “Eleocharis spp.” verwijst naar alle 150 soorten in het geslacht Eleocharis. De naamgeving kan nog ingewikkelder worden door verdere classificaties zoals ondersoorten en variëteiten.
In wetenschappelijke namen wordt het eerste woord (genus) met een hoofdletter geschreven en worden de volgende woorden (soorten, ondersoorten, enz.) niet met een hoofdletter geschreven. Bijvoorbeeld: Pistia stratiotes (watersla), Scirpus americanus (Amerikaanse bulrus), en Saururus cernuus (hagedissenstaart).
Al bijna iedereen spreekt de Latijnse en Griekse wetenschappelijke naam anders uit. Professionele botanici worden meestal beschouwd als de experts.