Patroklos

Main article: Achilles en Patroklos

Hoewel er in de Homerische traditie geen expliciete seksuele relatie bestaat tussen Achilles en Patroklos, schreven latere Griekse auteurs over wat zij in de tekst als impliciet zagen met betrekking tot hun relatie. Aeschylus en Phaedrus, bijvoorbeeld, stellen dat er een duidelijke relatie tussen hen bestond, en zij verwijzen beiden naar Achilles als de eromenos van de relatie. Morales en Mariscal stellen dat “er een polemische traditie bestaat over de aard van de relatie tussen de twee helden”. Volgens Ledbetter (1993) bestaat er een gedachtengang dat Patroklos een representatie zou kunnen zijn van de barmhartige kant van Achilles, die bekend stond om zijn woede, genoemd in de eerste regel van Homerus’ Ilias. Ledbetter verbindt de manier waarop Achilles en zijn moeder Thetis communiceren met de communicatie tussen Achilles en Patroklos. Ledbetter doet dit door de manier waarop Thetis de wenende Achilles in Boek 1 van de Ilias troost te vergelijken met de manier waarop Achilles Patroklos troost als hij weent in Boek 16. Achilles gebruikt een vergelijking met een jong meisje dat betraand naar haar moeder kijkt. Ledbetter meent dat Patrokles hierdoor in een ondergeschikte rol aan die van Achilles wordt geplaatst. Maar omdat Patroklos expliciet wordt genoemd als de oudste van de twee personages, is dit geen bewijs voor hun leeftijd of sociale relatie tot elkaar.

James Hooker beschrijft de literaire redenen voor Patroklos’ karakter binnen de Ilias. Hij stelt dat een ander personage de rol van vertrouweling voor Achilles had kunnen vervullen, en dat we alleen door Patroclus een waardige reden hebben voor Achilles’ toorn. Hooker beweert dat zonder de dood van Patroklos, een gebeurtenis die zwaar op hem woog, Achilles’ volgende daad van meegaandheid om te vechten het evenwicht van de Ilias zou hebben verstoord. Hooker beschrijft de noodzaak van een diepe genegenheid van Patroklos voor Achilles in de Ilias. Volgens zijn theorie maakt deze genegenheid de nog diepere tragedie mogelijk die zich voordoet. Hooker stelt dat hoe groter de liefde, hoe groter het verlies. Hooker ontkent Ledbetter’s theorie dat Patroklos op de een of andere manier een surrogaat is voor Achilles; in plaats daarvan ziet Hooker het karakter van Patroklos als een tegenhanger van dat van Achilles. Hooker herinnert ons eraan dat het Patroklos is die de Trojanen terugdrijft, wat volgens Hooker Patroklos tot een held maakt, en tevens een voorbode van wat Achilles zal doen.

Het lichaam van Patroklos gedragen door Menelaos, Romeins beeldhouwwerk, Florence, Italië

Achilles en Patroklos groeiden samen op nadat Menoitios Patroklos aan Achilles’ vader, Peleus, had gegeven. In die tijd maakte Peleus Patroklos tot een van Achilles’ “handlangers”. Hoewel de Ilias van Homerus nooit expliciet vermeldde dat Achilles en Patroklos minnaars waren, werd dit concept door sommige latere auteurs naar voren gebracht. Aeschines beweert dat het niet nodig was om de relatie expliciet als romantisch te bestempelen, omdat dit “duidelijk is voor degenen onder zijn toehoorders die ontwikkelde mannen zijn”. In latere Griekse geschriften, zoals Plato’s Symposium, wordt de relatie tussen Patroklos en Achilles besproken als een model van romantische liefde. Xenophon liet Socrates in zijn Symposium echter beweren dat het onjuist was om hun relatie als romantisch te bestempelen. Niettemin zou hun relatie Alexander de Grote hebben geïnspireerd in zijn eigen hechte relatie met zijn levenslange metgezel Hephaestion.

Achilles was jonger dan Patroklos. Dit versterkt Dowdens uitleg van de relatie tussen een eromenos, een jongeling in overgang, en een erastes, een oudere man die onlangs dezelfde overgang had gemaakt.(p 112) Dowden merkt ook op dat dergelijke relaties vaak voorkomen als een vorm van initiatie.(p 114)

Patroclus is een personage in William Shakespeare’s toneelstuk Troilus en Cressida. In het stuk is Achilles, die lui is geworden, smoorverliefd op Patroclus.

De mythen van Achilles en Patroclus zoals verteld door de verhalenvertellers

Bibliografie van de reconstructie: Homerus Ilias, 9.308, 16.2, 11.780, 23.54 (700 v.Chr.); Pindar Olympian Odes, IX (476 v.Chr.); Aeschylus Myrmidonen, F135-36 (495 v.Chr.); Euripides Iphigenia in Aulis, (405 v.Chr.); Plato Symposium, 179e (388-367 v.Chr.); Statius Achilleid, 161, 174, 182 (96 n.Chr.)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.