Veroudering gaat gepaard met veranderingen in dynamische biologische, fysiologische, omgevings-, psychologische, gedrags-, en sociale processen. Sommige leeftijdgerelateerde veranderingen zijn goedaardig, zoals grijzend haar. Andere leiden tot een afname van de zintuiglijke functies en van de activiteiten van het dagelijks leven, en tot een verhoogde vatbaarheid voor en frequentie van ziekten, broosheid of invaliditeit. In feite is gevorderde leeftijd de belangrijkste risicofactor voor een aantal chronische ziekten bij de mens.
Studies van de fundamentele biologie van veroudering met behulp van laboratoriumdieren – en nu uitgebreid tot menselijke populaties – hebben geleid tot het ontstaan van theorieën om veroudering te verklaren. Hoewel er niet één “sleutel” is om veroudering te verklaren, hebben deze studies aangetoond dat de snelheid van veroudering kan worden vertraagd, wat suggereert dat het aanpakken van veroudering toevallig het verschijnen zal vertragen en/of de last van talrijke ziekten zal verminderen en de gezondheidsspan (het deel van het leven dat in goede gezondheid wordt doorgebracht) zal vergroten.
Om nieuwe interventies te ontwikkelen voor de preventie, vroege opsporing, diagnose en behandeling van verouderingsgerelateerde ziekten, aandoeningen en handicaps, moeten we eerst hun oorzaken begrijpen en de factoren die mensen in een verhoogd risico plaatsen voor het begin en de progressie ervan. Door het NIA gesteunde onderzoekers houden zich bezig met fundamenteel onderzoek op alle analyseniveaus, van moleculair tot sociaal, om inzicht te krijgen in de verouderingsprocessen en de factoren die bepalen wie “goed” ouder wordt en wie vatbaar is voor leeftijdsgebonden ziekten en handicaps. Er wordt ook onderzoek gedaan naar de interacties tussen genetische, milieu-, leefstijl-, gedrags- en sociale factoren en hun invloed op het ontstaan en de progressie van leeftijdsgebonden ziekten en degeneratieve aandoeningen.
NIA heeft twee doelen gesteld met betrekking tot de basiswetenschap van veroudering:
Doel A: Beter begrijpen van de biologie van veroudering en de invloed ervan op de preventie, progressie en prognose van ziekte en handicap.
Doel B: Beter begrijpen van de effecten van persoonlijke, interpersoonlijke en maatschappelijke factoren op veroudering, met inbegrip van de mechanismen waardoor deze factoren hun effecten uitoefenen.