Yoga, meditatie, aanbidding (puja), toewijding aan een god of godin, pelgrimstocht naar heilige steden, leven volgens iemands dharma (doel/rol).
Veel festivals gedurende het jaar met een grote verscheidenheid aan rituelen. De meeste vieren de cyclus van de natuur, eren een bepaalde godheid, of herdenken een gebeurtenis in het leven van Rama of Krishna. Populaire feestdagen zijn Holi, Diwali en Mahashivaratri.
Het religieuze leven van veel Hindoes is gericht op toewijding aan God (gezien als Brahman, Shiva, Vishnu, of Shakti) of meerdere goden. Deze devotie neemt gewoonlijk de vorm aan van rituelen en gebruiken die verbonden zijn met beelden en godenbeelden in heiligdommen thuis.
Meer filosofisch ingestelde Hindoes negeren de goden helemaal en streven naar Realisatie van het Zelf door middel van intense meditatie. Weer anderen richten zich voornamelijk op het vervullen van de sociale en morele plichten die bij hun positie in het leven horen.
Deze verschillende benaderingen worden als gelijkwaardig beschouwd, en worden in feite formeel erkend als drie paden (marga’s) naar bevrijding: bhaktimarga (het pad van toewijding), jnanamarga (het pad van kennis of filosofie), en karmamarga (het pad van werken en actie).
Hindoe religieuze stadia
Hindoe religieuze praktijken centreren zich op het belang van het vervullen van de plichten die zowel met iemands sociale positie als met iemands levensfase samenhangen. Wat dit laatste betreft, wordt van de traditionele Hindoes verwacht dat zij in de loop van hun leven vier stadia (ashramas) doorlopen:
- – Brahmacharga, dat plaatsvindt tijdens de schooljaren, is gericht op het verwerven van kennis en het ontwikkelen van karakter;- Grastha, de middenjaren, is gericht op wereldse bezigheden en genoegens zoals huwelijk, gezin en carrière;- Vanaprastha, wanneer iemands kinderen volwassen zijn, is een tijd van verhoogde aandacht voor spirituele zaken; en- Sanngasu, in de laatste levensjaren, kan men de wereld geheel verlaten voor een leven van contemplatie.