De behandeling van een dwarslaesie (SCI) is complex. Naast het primaire letsel kan zich onmiddellijk na het letsel of later een cascade van secundaire aandoeningen ontwikkelen. Geneesmiddelen en medicijnen kunnen worden gebruikt voor het primaire letsel en/of om de secundaire aandoeningen te behandelen.
Eerste reactie na SCI
Het voorkomen en onder controle houden van ontstekingen is een eerste reactie na SCI. Een geneesmiddel genaamd methylprednisolon kan onmiddellijk worden toegediend en gedurende 24 tot 48 uur worden gecontinueerd. Het is een kunstmatig synthetisch corticosteroïd-medicijn. Corticosteroïden zijn krachtige ontstekingsremmers.
Nabije aandoeningen
Er zijn veel secundaire aandoeningen die zich kunnen ontwikkelen na een dwarslaesie. Naast de hieronder beschreven aandoeningen zijn er andere uitdagingen, zoals blaas- en darmmanagement, omgaan met vermoeidheid, huidproblemen en voeding.
- Autonome dysreflexie (AD) is een ernstige en mogelijk levensbedreigende noodsituatie die verband houdt met SCI. AD veroorzaakt overactiviteit van het autonome zenuwstelsel. Met andere woorden, de communicatie tussen het lichaam en de hersenen is verstoord boven het letselniveau. Dit betekent dat lichaamsfuncties, zoals ademhaling, bloeddruk en hartslag, ongereguleerd worden. Medicijnen die de hartslag verlagen en de bloedvaten ontspannen, kunnen worden gebruikt om AD te behandelen.
- Ademhalingsinfecties kunnen ontstaan wanneer de borst- en buikspieren zwak zijn, zoals bij cervicale en thoracale SCI. Moeite of onvermogen om te hoesten draagt bij aan de ontwikkeling van infecties van de luchtwegen. Veel voorkomende infecties zijn verkoudheid, bronchitis en longontsteking. Antibiotica kunnen worden voorgeschreven om de borst vrij te maken.
- Spasticiteit wordt gekenmerkt door stijve of stijve spieren die beweging, zoals lopen of praten, moeilijk maken. Spierverslappers en middelen tegen spasticiteit kunnen worden gegeven.
- Pijn veroorzaakt door het letsel, zelfs op plaatsen waar geen gevoel is of waar het gevoel beperkt is, komt vaak voor. SCI-patiënten die rolstoelen gebruiken, kunnen schouder- of armpijn krijgen (bijv. tendonitis). Medicatie kan bestaan uit niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAIDS), spierverslappers, antidepressiva en pijnstillers (bijv. narcotica).
- Chronische pijn (bijv. neurogene, zenuwpijn) gaat vaak samen met verlamming. Medicatie kan bestaan uit niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAIDS), gabapentine (Neurontin), spierverslappers, antidepressiva en pijnstillers.
- Depressie komt vaak voor, maar er zijn veel medicijnen die worden gebruikt om deze stoornis te behandelen. Soms worden antidepressiva gecombineerd. Enkele voorbeelden van antidepressiva zijn:
- Selectieve Serotonine Heropnameremmers (SSRI’s)
- Tricylische geneesmiddelen
- Selectieve Serotonine en Norepinefrine Heropnameremmers (SSRI’s)
- Selectieve Serotonine en Norepinefrine Heropnameremmers Inhibitors (SSNRI’s)
- Anxiety medications
Continue Reading
Drugs and Medications Center