Iedereen kent de prachtige rode vos (Vulpes vulpes) uit onze bossen. Vanwege zijn prachtige rode vacht wordt dit intelligente en gevoelige dier ook onder wrede omstandigheden op pelsdierfokkerijen gehouden. Hij deelt dit lot met zijn soortgenoten in de kleurvariant zilvervos, die vanwege hun indrukwekkende zilverzwarte pels eeuwenlang intensief zijn bejaagd en in het wild bijna zijn uitgeroeid. Zijn verwanten, de poolvos (Alopex lagopus als witte of blauwe vos), worden eveneens gekweld en gedood als pelsdieren.
De omstandigheden waaronder deze dieren worden gehouden zijn rampzalig: de kooien, die volledig uit draadgaas bestaan, zijn ongeveer 0,8 vierkante meter groot en 70 cm hoog voor afzonderlijke dieren. De enige uitrusting is meestal een waterbak, alleen tijdens de werptijd krijgen de vossen (vrouwtjesvossen) een “slaap”-box. De voedselbrij wordt op het kooirooster gesmeerd. In hun natuurlijke habitat kunnen vossen in grote zwerfgebieden leven, aarden holen worden gebruikt als rustplaatsen en voor het grootbrengen van de jongen. Het gaas van de boerderijkooien daarentegen biedt geen enkele structuur. De vossen kunnen zich nauwelijks bewegen. Het gebrek aan schuilmogelijkheden in de kooien draagt ook bij tot de uitgesproken angst van de dieren of het bijten onder elkaar. De vossen kunnen hun natuurlijke drang om te graven niet bevredigen. De roostervloer verwondt hun poten en door het gebrek aan beweging lijden de vossen aan botbeschadiging. Kannibalisme is ook een groot probleem, vooral bij het fokken: 20 procent van alle pups worden het slachtoffer van de vossen. In het wild vindt de opfok van pups plaats in complexe sociale systemen.