Fijne motorische controle is de coördinatie van spieren, botten en zenuwen om kleine, precieze bewegingen te maken. Een voorbeeld van fijne motoriek is het oppakken van een klein voorwerp met de wijsvinger (wijsvinger of wijsvinger) en duim.
Het tegenovergestelde van fijne motoriek is grove (grote, algemene) motoriek. Een voorbeeld van grove motoriek is het zwaaien met een groetende arm.
Problemen aan de hersenen, het ruggenmerg, perifere zenuwen (zenuwen buiten de hersenen en het ruggenmerg), spieren of gewrichten kunnen allemaal de fijne motoriek verminderen. Mensen met de ziekte van Parkinson hebben moeite met spreken, eten en schrijven omdat ze de fijne motoriek zijn kwijtgeraakt.
De mate van fijne motoriek bij kinderen wordt gebruikt om de ontwikkelingsleeftijd van het kind te bepalen. Kinderen ontwikkelen de fijne motoriek in de loop van de tijd, door te oefenen en onderwezen te worden. Om fijne motorische controle te hebben, hebben kinderen nodig:
- Besef en planning
- Coordinatie
- Spierkracht
- Normaal gevoel
De volgende taken kunnen alleen plaatsvinden als het zenuwstelsel zich op de juiste manier ontwikkelt:
- Vormen uitknippen met een schaar
- Lijnen of cirkels tekenen
- Kleren vouwen
- Houden en schrijven met een potlood
- Blokken stapelen
- Een rits dichtdoen