Achtergrond: Aspirine therapie is grotendeels vervangen door voorgeschreven niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID) therapie bij reumatoïde artritis, deels vanwege premarketing studies die minder toxische effecten suggereren voor NSAIDs dan voor aspirine. Deze studie evalueert deze toxische effecten in een post-marketing populatie van patiënten met reumatoïde artritis.
Methoden: We onderzochten 1521 opeenvolgende kuren aspirine en 4860 kuren NSAID’s bij patiënten met reumatoïde artritis van acht Arthritis, Rheumatism, and Aging Medical Information System Post-marketing Surveillance Centers. Toxiciteitsindex scores werden gegenereerd uit symptomen, laboratorium afwijkingen, en ziekenhuisopnames, gewogen voor variabele ernst en ernst van bijwerking.
Resultaten: De toxiciteitsindex was slechts 1,37 (SE = 0,10) voor aspirine en 1,87 tot 2,90 voor geselecteerde niet-salicylaat NSAID’s. Deze verschillen waren consistent tussen de centra en bleven bestaan na statistische correctie voor verschillende patiëntkenmerken. Er was een verschillende toxiciteit met verschillende aspirinepreparaten, met een score voor gewone aspirine van 1,36 (SE = 0,23), voor gebufferde aspirine van 1,10 (0,20), en voor aspirinepreparaten met een enterhuls van 0,92 (0,14). Het belangrijkste was dat er sterke dosiseffecten waren, met een score van 0,73 (0,09) voor 651 tot 2600 mg per dag, 1,08 (0,17) voor 2601 tot 3900 mg, en 1,91 (0,38) voor meer dan 3900 mg. De gemiddelde dosis aspirine bedroeg slechts 2665 mg/d, ongeveer acht “tabletten”, vergeleken met 3600 tot 4800 mg/d die werden gebruikt in de 16 onderzochte pivotale premarketingstudies. De gemiddelde NSAID-doses waren daarentegen lager in de premarketingstudies (bv. naproxen 500 mg/d vs 773 mg/d in de klinische praktijken van het Arthritis, Rheumatism, and Aging Medical System).
Conclusies: Aspirinetherapie, in doses die gebruikelijk zijn in de praktijk, heeft een uitstekend veiligheidsprofiel bij reumatoïde artritis, en het is het minst kostbare NSAID. Het veiligheidsvoordeel wordt in de eerste plaats verklaard door een dosis-effect en in de tweede plaats door mogelijke verschillen tussen formuleringen. Nieuwere beheersstrategieën voor reumatoïde artritis leggen de nadruk op NSAID-gebruik als symptomatische therapie en gebruik van disease-modifying anti-rheumatic drug therapy voor anti-inflammatoire doelstellingen. Daarom is de oorspronkelijke aanbeveling voor “ontstekingsremmende” doses aspirine nu minder gemakkelijk te rechtvaardigen. Aspirine therapie verdient heroverweging als aanvullende therapie voor de behandeling van reumatoïde artritis.