Een dwergster is een ster van betrekkelijk geringe omvang en met een geringe lichtkracht. De meeste hoofdreekssterren zijn dwergsterren. De term werd oorspronkelijk bedacht in 1906, toen de Deense astronoom Ejnar Hertzsprung opmerkte dat de roodste sterren, die in het Harvard-schema als K en M werden geclassificeerd, in twee verschillende groepen konden worden verdeeld. Ofwel zijn ze veel helderder dan de zon, ofwel zijn ze veel zwakker. Om deze groepen van elkaar te onderscheiden, noemde hij ze “reuzensterren” en “dwergsterren”, waarbij de dwergsterren zwakker zijn en de reuzen helderder dan de zon. De meeste sterren worden tegenwoordig ingedeeld in het Morgan Keenan-systeem met de letters O, B, A, F, G, K en M, een reeks van de heetste: O type, tot het koelste: M type. De reikwijdte van de term “dwerg” werd later uitgebreid tot het volgende:
- Met dwergster alleen wordt in het algemeen elke hoofdreeksster bedoeld, een ster van helderheidsklasse V: hoofdreekssterren (dwergen). Voorbeeld: Achernar (B6Vep)
- Rode dwergen zijn hoofdreekssterren met een lage massa.
- Gele dwergen zijn hoofdreeks(dwerg)sterren met massa’s vergelijkbaar met die van de zon.
- Oranje dwergen zijn hoofdreekssterren van het K-type.
- Een blauwe dwerg is een veronderstelde klasse van sterren met een zeer lage massa die in temperatuur toenemen naarmate zij het einde van hun hoofdreeksleven naderen.
- Een witte dwerg is een ster die bestaat uit elektronen-degenererende materie, waarvan men denkt dat het de laatste fase is in de evolutie van sterren die niet massief genoeg zijn om in een neutronenster of zwart gat te storten – sterren die minder massief zijn dan ruwweg 9 zonsmassa’s.
- Een zwarte dwerg is een witte dwerg die voldoende is afgekoeld om geen zichtbaar licht meer uit te stralen.
- Een bruine dwerg is een substellair object dat niet massief genoeg is om ooit waterstof in helium te fuseren, maar nog wel massief genoeg is om deuterium te fuseren – minder dan ongeveer 0,08 zonsmassa’s en meer dan ongeveer 13 Jupitermassa’s.