Na een lange periode van ziekte stierf Dickinson op 15 mei 1886. (Ze werd gediagnosticeerd als lijdend aan de ziekte van Bright, maar moderne geleerden geloven dat ze stierf aan hartfalen, veroorzaakt door hoge bloeddruk). Ze was 55. Omdat zoveel van Emily’s gedichten over dood en onsterfelijkheid gingen, hoeft het niet te verbazen dat zij zeer specifieke plannen had die zij bij haar overlijden uitgevoerd wilde zien.
In overeenstemming met haar bijzondere voorliefde voor het dragen van wit toen zij nog leefde, had Dickinson gevraagd om die kleur waar mogelijk te gebruiken bij haar begrafenis. Volgens een biografie over Emily Dickinson was de kist wit, de bekleding van de kist wit, de handgrepen wit en alles versierd met lint dat – u raadt het al – wit was. Emily zelf droeg een gewaad van wit flanel.
Haar specificaties eindigden daar niet. Ze wilde dat de eredragers, onder wie professoren en de president van Amherst College, haar kist tot voor de deur van haar geliefde familiehuis, Homestead, zouden dragen. Maar toen ze eenmaal over de drempel waren, droegen zes mannen die voor de familie Dickinson werkten, haar naar het kerkhof.
Zelfs de route naar het kerkhof was volledig berekend. Volgens Emily’s instructies omcirkelde het begrafenisgezelschap haar bloementuin, liep door een schuur achter het huis en slingerde vervolgens door boterbloemvelden om bij West Cemetery uit te komen.
Daar ligt ze tot op de dag van vandaag, hoewel er ten minste één ding is veranderd sinds haar zorgvuldig geplande begrafenis. Toen Dickinson in 1886 werd begraven, was dat onder een eenvoudige steen met haar initialen, “E.E.D.” Haar nicht verving die later door een hogere steen met Dickinsons volledige naam en een citaat uit een brief die ze kort voor haar dood aan haar neven en nichten stuurde: “Teruggeroepen.”