Aziatische zwarte beer, (Ursus thibetanus), ook wel Himalayabeer, Tibetaanse beer, of maanbeer genoemd, lid van de berenfamilie (Ursidae) die voorkomt in de Himalaya, Zuidoost-Azië, en delen van Oost-Azië, waaronder Japan. De Aziatische zwarte beer is een omnivoor, hij eet insecten, fruit, noten, bijenkorven, kleine zoogdieren en vogels, maar ook aas. Af en toe valt hij huisdieren aan. Hij heeft een glanzend zwarte (soms bruinachtige) vacht, met een witachtige vlek in de vorm van een halve maan op de borst. Zijn lange, grove nek- en schouderhaar vormt een gewijzigde manen. De galblaas en de gal van de beer worden zeer gewaardeerd voor gebruik in traditionele Aziatische geneesmiddelen, vooral in Japan, Zuid-Korea en Singapore. In China wordt gal “gekweekt” door het uit beren in gevangenschap te halen, maar elders in Azië worden wilde beren bejaagd voor hun galblaas en andere lichaamsdelen.
Tijdens de zomer leeft de Aziatische zwarte beer voornamelijk in beboste heuvels en bergen op hoogtes tot 3.600 meter. In de herfst wordt hij dik en brengt hij de winter door op hoogtes van 1.500 meter of minder en slaapt dan een groot deel van de tijd. Een volwassen mannetje weegt 100-200 kg, een vrouwtje ongeveer half zo veel; zijn lengte bedraagt gemiddeld ongeveer 130-190 cm, naast een staart van 7-10 cm (3-4 inch). Na het spenen, blijven de jongen bij de moeder voor zo lang als drie jaar.